Advocaten vermeende schutters moordzaak Kotar willen vrijspraak
De advocaten van de twee mannen die eind 2019 in Amstelveen Rachid Kotar zouden hebben doodgeschoten, vinden dat hun cliënten Jonathan C. en Jurviën M. moeten worden vrijgesproken. Voor de rechtbank in Amsterdam verweten de raadslieden het Openbaar Ministerie woensdag geen sluitend bewijs te hebben aangedragen.
De 39-jarige Kotar werd op 12 december 2019 doodgeschoten op de parkeerplaats bij sportschool Health City aan de Escapade. Zijn destijds 5-jarige zoontje, net klaar met zwemles, was getuige. Hij zat op de achterbank van de auto, maar bleef ongedeerd.
Tegen de ontkennende Jonathan C. (27) en Jurviën M. (21), beiden ook beschuldigd van poging tot moord op het jongetje, eiste het OM dinsdag de hoogst mogelijke tijdelijke celstraf van dertig jaar. ‘Spotter’ Saifeddine M. (24), die peilbakens onder de auto van Kotar zou hebben geplakt, wil justitie 22 jaar achter slot en grendel hebben.
De aanklagers noemden de moord op Kotar, die door twee daders van achteren werd neergeschoten, een „brute, afschuwelijke, onmenselijke liquidatie”. Zij spraken van een afrekening in het criminele milieu, waarbij de daders zich louter door geldbejag hebben laten leiden.
De raadsman van Jurviën M. stelde woensdag dat de aanklacht tegen zijn cliënt „voor de helft is gebouwd op feiten en omstandigheden en voor de helft op aannames en vermoedens”. Hij vond dat „een risicovolle en foutgevoelige aanpak. Zeker in een gevoelige zaak als deze moet de lat hoog liggen.” Tegen zijn cliënt ligt er een strafeis van dertig jaar, „maar er is geen bewijs dat hem aan deze liquidatie koppelt”. De advocaat van Jonathan C. noemde het aangedragen bewijs „verre van overweldigend”.
De verdediging van Saifeddine M., die zegt alleen een peilbaken onder de BMW van Kotar te hebben weggehaald en niet te hebben geweten van moordplannen, vond dat „de officieren van justitie suggereren en insinueren, maar hun vermeende logica laat vooral veel vragen open”. Hij noemde het verwijderen van het peilbaken „strafrechtelijk niet relevant” en vond eveneens dat geen ander eindoordeel mogelijk is dan vrijspraak.
De rechtbank doet 25 juli uitspraak.