Nieuwe prullenbak voor ruimtestation
Een prullenbak, is dat nu de Europese bijdrage aan het internationale ruimtestation ISS? Het vuilnisvehikel brengt echter ook voedsel, water, lucht en brandstof omhoog, om een paar maanden later afgeladen met afval terug te keren. De Europese ruimtevaartorganisatie ESA toonde dinsdag in Noordwijk een sjieke pendelbus, de Jules Verne.
Het eerste brokstuk van het ISS, een 100 meter lang ruimtestation dat op ruim 400 kilometer hoogte om de aarde cirkelt, ging al in 1998 omhoog. „Intussen cirkelt er al meer dan 100 ton om de aarde. Het ISS is niet langer een visioen of een plan, maar werkelijkheid”, zegt Jörg Feustel-Büechl, directeur bemande ruimtevaart van ESA.
Maar de zes of zeven astronauten die het station vanaf 2005 gaan bevolken, moeten eten en drinken en maken afval. „En de regel is: Wat omhooggaat, moet ook weer omlaag. We mogen geen rommel achterlaten in de ruimte”, zegt Robert Lainé. De projectmanager van ESA is verantwoordelijk voor de pendelbus, officieel: Automated Transfer Vehicle (ATV), die de bevoorrading gaat verzorgen. Elke twaalf tot vijftien maanden zal er een ATV vertrekken naar het ruimtestation, te beginnen in september 2004. Het ATV is naast de Columbus, een laboratorium voor ruimte-experimenten, de belangrijkste Europese bijdrage aan het ISS. Behalve Europa doen ook Japan, Rusland, de VS en Canada mee. De totale kosten bedragen minstens 45 miljard euro.
„We hebben het eerste ATV Jules Verne genoemd, vanwege diens futuristische verhalen over een reis rond de aarde en naar de maan. Ook dit is een heel bijzonder voertuig. Het is het eerste volautomatische ruimteveer voor Europa. Tot nu toe is dit alleen door de Russen vertoond”, zegt Lainé. Een Ariane 5 zal het ATV vanaf de basis Kourou in Frans-Guyana in de ruimte brengen. Aan boord is dan 7,5 ton vracht; het totaalgewicht van het ATV is 20,7 ton. Na ruim anderhalf uur reist het ATV zelfstandig verder, om drie dagen later aan te kloppen bij de woonmodule van het ISS, de door Rusland gebouwde Zvezda.
Trots vertelt Lainé hoe nauwkeurig dat gebeurt. „In de kop van het ATV zitten sensoren waarmee het voertuig zich kan oriënteren op de sterren. Op een afstand van 50 kilometer neemt GPS, een plaatsbepalingssysteem met behulp van satellieten, dat over. Is het ATV tot 250 meter genaderd, dan gebruikt het een lichtbundel die weerkaatst op het ruimtestation. Het ATV nadert het ISS met een snelheid van 10 centimeter per seconde. De koppeling gebeurt in alle gevallen met een precisie van 10 centimeter, en in de helft van de gevallen zelfs met een nauwkeurigheid van 1 centimeter. Een slimme airbag voorkomt een botsing als er iets fout dreigt te gaan.”
Het ATV dient niet alleen voor bevoorrading en afvoer van afval, maar geeft het hele ruimtestation ook af en toe een zetje. „Een groot ruimtestation als het ISS blijft niet zelfstandig in zijn baan. Het ISS valt iedere dag ongeveer 200 meter omlaag, richting aarde. Dus moeten we het af en toe optillen.” Jules Verne krijgt in totaal 6 ton brandstof mee, waarvan bij aankomst in het ISS nog 4,7 ton over is voor de koerscorrectie.
Na een maand of zes vertrekt het ATV weer, volgestopt met afval van het ruimtestation. Het gevaarte verbrandt in de dampkring boven de Stille Oceaan. Er is dus telkens een nieuw ATV nodig. ESA denkt acht ATV’s te ’verbruiken’ in tien jaar, gerekend vanaf 2004. Tot die tijd bevoorraden de Russen het ISS met hun Progress-vrachttoestel. Een ATV neemt echter drie keer zoveel vracht mee als een Progress.
Bij de ontwikkeling en de bouw van de ATV’s zijn dertig Europese bedrijven betrokken, met 1500 werknemers, uit tien verschillende landen. Fokker Space bouwt de zonnepanelen voor de ATV’s. ESA-directeur Feustel schat de kosten van elke lancering, exclusief vracht, op 180 miljoen euro.