Meditatie: Woning maken
Laat Christus de Zijnen alleen achter, laat Hij ze aan hun lot over op deze aarde in de tijd tussen Zijn hemelvaart en Zijn wederkomst? Nee! Hij zal tot Zijn Vader bidden, en Die zal hun een andere Trooster geven. Een Trooster Die bij hen zal blijven in der eeuwigheid en in hen zal zijn (vs. 16-17). Ook zal Hij hen „geen wezen laten.” Zijn hemelvaart betekent geen definitieve scheiding tussen Hem en de Zijnen. Waaruit blijkt dat dan? „Ik kom weder tot u” (vs. 18).
De Trooster, waar Christus Zijn Vader om bidt en van Wie wij weten dat Hij met Pinksteren gekomen –uitgestort– is, is de Heilige Geest. Hij is het Die Zijn intrek neemt in het hart –het leven– van de gelovigen. Hij is het Die met het Woord van Christus in de gelovigen werkt (vs. 26). Die hun gang en treden in dat Woord vast maakt.
„Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen en zullen woning bij hem maken.” - Johannes 14:23
Maar hoewel Vader, Zoon en Geest te onderscheiden zijn, kunnen zij niet van elkaar gescheiden worden: „Wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken.” Totdat de dag van Christus’ wederkomst aanbreekt, komen God de Vader en God de Zoon in de Heilige Geest wonen in degene die Christus liefheeft en die Zijn Woord bewaart.
De drie-enige God Die komt wonen in een mensenhart… Een heel innige relatie, die blijvend is. Tot in eeuwigheid. Of om het met Paulus te zeggen: „Gij zijt de tempel van de levende God; gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen en Ik zal onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn” (2 Kor. 6:16). Christus krijgt een gestalte in het hart van Zijn volk (Gal. 4:19); door het geloof woont Hij in hun hart (Ef. 3:17).
Niet te bevatten. Niet klein te krijgen. Er blijft slechts verwondering over: „U, in mijn hart, in mijn leven? Dat heb ik niet verdiend.” En dat is waar. Het is niet om uw verdienste, maar alleen om wat Christus verdiend heeft. Het is om Jezus’ wil.
Als we dit alles overdenken, dringt de vraag zich op: heeft deze God woning in uw leven gemaakt? Hoe u dat kunt weten? Het eerste gedeelte van vers 23 geeft het antwoord op die vraag: als u Hem liefhebt en Zijn Woord bewaart. Het antwoord op de vraag of de drie-enige God woning in uw leven heeft gemaakt, heeft alles te maken met de vraag of u Christus liefhebt. Is Hij uw Liefste? Is het uw enige troost –het enige waar u werkelijk iets (alles!) aan hebt– in leven en sterven, dat u Zijn eigendom bent geworden?
Het liefhebben van Christus als antwoord op Zijn liefde voor u. De liefde waardoor Hij uw straf wilde dragen, uw dood wilde sterven. Zijn liefde waardoor Hij u Zijn leven –het eeuwige leven– om niet schenkt. Degene wiens leven Christus is geworden, verlangt naar Zijn wil en tot Zijn eer te leven. Die begeert Zijn Woord te bewaren. Zijn geboden zijn de leefregel van Christus’ volgelingen geworden. Wiens leven op zo’n wijze met Christus verborgen is in God (Kol. 3:3), diegene heeft God de Vader lief. „’k Ben een koninklijk kind, door de Vader bemind.”
Als u Christus liefhebt, dan heeft God woning in uw leven gemaakt. En zo mag u getroost de levensreis vervolgen, onderweg naar het Vaderhuis met zijn vele woningen. Een gezegende reis en behouden aankomst gewenst!