Meditatie: Dit is de rust
Jesaja tekent ons in hoofdstuk 28:7-15 een weerzinwekkend tafereel. Het beeld ziet er zó afschuwelijk uit: de geestelijke leiders gaan zich op een van Israëls feesten volledig te buiten aan de drank. Priesters en profeten zwalken en dwalen op de straten (28:7). In ronde woorden: ze zijn ladderzat en stomdronken. We doen er goed aan hier geen verhullende woorden te spreken. Zij die het volk voor moeten gaan in godsvrucht, spugen de tafels onder (28:8); het is werkelijk niet te geloven.
Profeten en priesters moesten toch nuchter zijn om de Godsspraak door te geven? Van geestelijke leiding is echter geen sprake. Beneveld door de wijn en sterke drank in plaats van vervuld met de Heilige Geest hebben ze praatjes voor tien. Ze drijven de spot met Jesaja. In eigen stijl, want ze spreken met dikke tong en kramen allerlei onzin uit (28:10). Wat een intens dieptepunt.
Hoe is het met de priesters en profeten van vandaag gesteld? Beter? Zijn de geestelijke leidslieden van kerk en gemeente vandaag de dag wél helder? Waakzaam, nuchter? Alert op wat de Heere te zeggen heeft? Een dienaar van de Heere moet vooral grote oren hebben. Om ze te laten hangen naar wat de Heere zegt. Aan praatjesmakers hebben we in de kerk niets. Praatjes vullen geen gaatjes, zeker het gapende gat van de zonde niet. Wie zit daarover in, over de niet in te lossen schuld bij God? Over de kloof die onmogelijk te overbruggen is? Bidden we om priesters en profeten die van Gód uit spreken (Ps. 74:9)? De kerk in Nederland heeft broeders nodig die „des Heeren Woord (…) grondig en oprecht aan het volk zullen voordragen” (bevestigingsformulier predikanten). „Bekleed, o hoogste Majesteit, Uw priesters met gerechtigheid.” Daar vaart het (kerk)volk wel bij!
De priesters en profeten in Jesaja’s dagen binden het volk lasten op die niet te dragen zijn. Gebod op gebod, regel op regel, hier een beetje, daar een beetje (28:10). Het is een opmerkelijk feit dat een situatie van geestelijke eb vaak wordt gecamoufleerd door een groot activisme. We schieten snel in de actiestand. Maar veel leven maken is nog niet echt léven.
Dan de oude en gouden verkondiging van eertijds. „Dit is de rust, geeft den moede rust, en dit is de verkwikking. Doch zij hebben niet willen horen.” God heeft nooit anders dan zó gesproken. Bij Hem is rust. Verademing, verkwikking. ”Refreshing” (King James-vertaling). Verpozing voor vermoeide zielen. Je helpt dodelijk vermoeide zielen niet verder door ze op te jutten. Het moet naar de Ander toe. Het woordje ”rust” duidt in de tekst voor wat betreft het Oude Testament vooral op tabernakel en tempel. Dáár wilde de Heere rust schenken.
In het Nieuwe Testament verschuift de rustplaats echter van plaats tot Persoon. De Persoon van Jezus Christus. Hoor eens! „Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven” (Matth. 11:28). Komen we ook tot Christus? Luther vertaalt het laatste stukje van Jesaja 28:12 heel ontdekkend: „En dit is de verkwikking, und sie wollen solche Predigt nicht.” Ach, dát is het! Ze (wij?!) willen zulke prediking niet? Wonderlijk. Want wanneer Hij zegt: Dit is de rust, dit is de verkwikking – dan moeten we toch gáán? Want: Jézus roept.
„Tot dewelke Hij gezegd heeft: Dit is de rust, geeft den moede rust, en dit is de verkwikking. Doch zij hebben niet willen horen.” - Jesaja 28:12