„Emissiehandel biedt bedrijven veel kansen”
Zo’n 5000 Europese bedrijven starten over goed twee weken met de handel in CO(in2(. Als onderdeel van de afspraken die in 1997 zijn gemaakt om de schadelijke uitstoot, emissie, van broeikasgassen terug te dringen. Nederlandse bedrijven lijken er klaar voor. „Emissiehandel biedt alleen maar kansen. Het bedrijfsleven is zich hiervan bewust.”
Het Velsense staalbedrijf Corus kreeg er 10 miljoen toegewezen, de Shell-rafinaderij in Pernis ontving er 6,5 miljoen, terwijl de Wienenberger baksteenfabriek in Reuver het met ’slechts’ 5596 moet zien te rooien. Het aanstaande experiment met emissierechten belooft een levendige handel.
In 1997 spraken industrielanden tijdens de wereldklimaatconferentie van de Verenigde Naties in Kyoto met elkaar af hun uitstoot van broeikasgassen uiterlijk in 2012 met ruim 5 procent te beperken in vergelijking met 1990. Deze uitstootvermindering moet de nadelige gevolgen van klimaatverandering, veroorzaakt door een versterkt broeikaseffect, tegengaan.
Een van de manieren om de uitstoot van broeikasgassen zo efficiënt mogelijk terug te dringen, is de handel in emissierechten. De EU gaat hiermee op 1 januari 2005 van start. Tot eind 2007 zal het systeem door zo’n 5000 bedrijven worden getest, waarna het in 2008 voor alle Europese bedrijven moet gelden. Aanvankelijk zal alleen worden gehandeld in het belangrijkste broeikasgas kooldioxide (CO(in2(), vanaf 1 juni komen daar waarschijnlijk andere broeikasgassen zoals methaan en lachgas bij.
In de hele EU is voor ruim 2,2 miljard ton per jaar aan emissierechten verdeeld. Concreet staat één emissierecht de eigenaar toe om 1 ton broeikasgas uit te stoten. Grote speler in dit verband is Duitsland, dat een half miljard ton aan emissierechten heeft toegekend aan bedrijven, maar ook Spanje, Italië en het Verenigd Koninkrijk maken een aanzienlijk deel van de markt uit.
In Nederland zijn door het ministerie van Economische Zaken zo’n 63 miljoen jaarlijkse emissierechten uitgedeeld. Vooral aan bedrijven uit de meest vervuilende sectoren zoals staal-, energieproductie en raffinaderijen.
Bedrijven met een hogere uitstoot dan hun is toegewezen, kunnen zelf de meest efficiënte oplossing kiezen. Voor de ene onderneming zal dit een forse investering in milieuvriendelijke productie betekenen, terwijl een ander bedrijf liever rechten bijkoopt van een onderneming die er nog over heeft. Wanneer een bedrijf toch te veel uitstoot, krijgt het een boete opgelegd en moet het alsnog aanvullende emissierechten inleveren.
Terwijl van veel kanten wordt geklaagd over de moeilijke berekeningswijze van de uitstoot, valt dit volgens Jos Cozijnsen, onafhankelijk adviseur op de emissiemarkt, enorm mee. „Eigenlijk is het in de meeste gevallen heel simpel. Je bekijkt hoeveel brandstof er wordt verstookt en op basis daarvan bepaal je de CO(in2(-uitstoot.”
Volgens Cozijnsen lijkt emissiehandel voor sommige bedrijven aanvankelijk wat eng, maar biedt het „alleen maar kansen.” Zeker voor Nederlandse ondernemingen. „Het lijkt een beetje op de handel in mest- en melkquota en daar hebben we hier al de nodige ervaring mee opgedaan.”
De zelfstandig consultant is op de wereldklimaatconferentie in Buenos Aires aanwezig als deelnemer van het Environmental Defense Team, een Amerikaanse milieuorganisatie die zich al jaren bezighoudt met emissiehandel. „Je zou kunnen zeggen dat door hen emissiehandel in het Kyoto-protocol is opgenomen. In de Verenigde Staten wordt hier al jaren gebruik van gemaakt en Amerikaanse bedrijven lopen dan ook vaak voorop.”
De Utrechtse expert denkt dat de handel in Europa voortvarend zal verlopen. „Bedrijven zijn er klaar voor. Ze vinden het interessant. Zo berekent Shell bij iedere investering die het bedrijf doet de kosten voor de uitstoot van CO(in2(.”
Emissiehandel leidt zo tot bewuster energieverbruik door bedrijven. Cozijnsen: „Er valt nog zo veel energie te besparen. Als je er maar goed naar kijkt. Uitstoot wordt nu zichtbaar én kostbaar. Dat is pure winst voor het milieu.”
Het beprijzen van de uitstoot brengt veel bedrijven ertoe slimmer te produceren. Maatregelen die vroeger werden weggewimpeld omdat ze te kostbaar waren, kunnen nu wél worden uitgevoerd. „Soms zijn dat heel simpele ideeën. Bijvoorbeeld om de aanvoerpijp van koude ruwe olie in een fabriek vlak langs de afvoerleiding van warme eindproducten te laten lopen. Zo kan de ruwe olie opwarmen, zonder dat daarvoor kostbare energie nodig is.”
Ondanks dat bedrijven op schema liggen, valt er volgens Cozijnsen nog wel wat winst te behalen. „Veel bedrijven weten nog niet wat er allemaal mogelijk is. Ze schuiven beslissingen voor zich uit en wachten maar een beetje af, terwijl ze niet beseffen dat er een rem op de emissie van broeikasgassen moet.”
Sceptici op de klimaattop wijzen massaal op het probleem van de zogeheten hot air. Omdat de uitstootbeperking van landen geldt ten opzichte van het jaar 1990 zijn er grote verschillen tussen landen ontstaan. Zo maakte de Russische economie in dat jaar zware tijden door. Hierdoor haalt het land op zijn sloffen de toegewezen criteria en zal het zelfs grote hoeveelheden emissierechten overhouden die weer aan Europese bedrijven kunnen worden verkocht. Dit maakt het voor deze bedrijven wel erg makkelijk om aan hun uitstootdaling te voldoen.
Cozijnsen moet het nog zien. „Rusland zal eerst alles op alles moeten zetten om in 2008 aan de handel deel te kunnen nemen. Bovendien krijgen emissies toch een prijs, wat leidt tot bewustwording. En dat is waar het allemaal om draait.”