Opruimcoaches Leger des Heils proberen verzamelwoede in goede banen te leiden
Verzamelen kan een obsessie worden. Dan moeten de opruimcoaches van het Leger des Heils over bergen spullen kruipen om een huis in te komen. Ze draaien er hun hand niet voor om. „Wij oordelen niet. Het gaat ons om de medemens. We proberen zijn situatie leefbaarder te maken en zijn blij met kleine stappen.”
Ze verontschuldigen zich voor hun kloffie. Vuile werkbroek met kniestukken en een afgedragen trui. „We hebben vanmorgen een klus gehad”, vertellen Harry Karssies (63) en Peter Levers (52). De opruimcoaches parkeren hun witte werkbus met aanhanger naast het kantoor van het Leger des Heils in Groningen. De cliënt die voor deze middag op de planning stond, meldde zich eerst ziek en trok zich een week later helemaal terug. Ook van het bezoek van een journalist wil hij niets meer weten.
Levers: „Dit tekent de kwetsbaarheid van de omgang met hoarders, dwangmatige verzamelaars. Als wij komen, is de GGD vaak al een jaar bezig geweest om het contact met hen op te bouwen. Door een praatje via de brievenbus of bij een voordeur die op een kier staat.”
De GGD wordt ingeschakeld na klachten van buurtbewoners over een vervuild huis, stankoverlast en ongedierte. Of een woningbouwvereniging vindt dat er iets moet gebeuren, onder andere met het oog op brandveiligheid. De GGD klopt op zijn beurt aan bij het opruimteam van het Leger des Heils.
Hoarders zitten niet op hun komst te wachten, ervaren de opruimcoaches. Karssies: „Ze zijn gelukkig tussen hun spullen. Tijdens de kennismaking merken we hoe bang ze zijn dat wij de regie overnemen. Tot vijftien jaar geleden werd soms rigoureus te werk gegaan. Als iemand onvoldoende meewerkte, werd er niets uitgezocht en belandden al zijn eigendommen in een container. Een leeg huis biedt echter geen oplossing, want een hoarder begint gewoon opnieuw. Wij vertellen de cliënt dat het ons om hem gaat en dat er niets weggaat zonder zijn toestemming.”
Karssies en Levers doen hun verhaal aan de vooravond van de tweede editie Nederlandse Hoarding Week, die van 16 tot en met 22 mei plaatsvindt. Dan wordt online veel informatie gedeeld over hoardingproblematiek op nbpo.nl/activities/nederlandse-hoarding-week-2022.
De opruimcoaches hielpen aanvankelijk als ambulant medewerker cliënten met vragen op terreinen als zorg en financiën. Om mensen met obsessieve verzameldwang goed te kunnen helpen, werd op het initiatief van de coaches initiatief zeven jaar geleden een hoardingteam gevormd. Het bestaat uit vijf mensen en is in Noord-Nederland actief. In Amsterdam is een soortgelijk team werkzaam.
Weinig vertrouwen
Als cliënten de opruimcoaches wat langer kennen, durven ze ook persoonlijke zaken te delen. Karssies: „Regelmatig horen we over traumatische jeugdervaringen. Geweld, misbruik. Mensen werden niet gezien door hun ouders. Daardoor kregen ze weinig vertrouwen in hun medemens en richten ze zich op dieren of spullen. Een dier is loyaal. Spullen doen je niets, jij bent er de baas over en ze geven je vreugde. Een aankoop zorgt voor een geluksmoment. Naar dat laatste gaan hoarders steeds weer op zoek. De een bezoekt wekelijks een rommelmarkt. Een ander vult elke week een winkelwagen bij de Action, zet de tassen vol spullen thuis neer en kijkt er niet meer naar om.”
Levers: „Hoarding valt onder de persoonlijkheidsstoornissen. Met verzamelen is natuurlijk niets mis. Harry verzamelt bijvoorbeeld oude schaatsen en beleeft daar plezier aan. Hij bezit inmiddels honderden exemplaren. Bij hoarding is sprake van een obsessie. Iemand móet verzamelen. Wat dit dan ook is: elektronica, boeken, vaasjes, kopjes, pennen, beeldjes, kleding, fietsonderdelen.”
Stress, een traumatische ervaring als het overlijden van een geliefde, scheiding of ontslag kunnen ook leiden tot verzameldwang. Karssies: „Soms weet een echtgenoot de verzamelwoede van zijn partner in goede banen te leiden. Zo bezat een vrouw een prachtige collectie vazen. Haar man had geholpen een slaapkamer voor haar verzameling in te richten. Na zijn overlijden ging het mis. Zijn weduwe haalde zo veel in huis om het verlies van haar man te compenseren, dat ze uiteindelijk alleen op een bank in de woonkamer een plekje had om half zittend te slapen.”
„Zij vormt geen uitzondering”, weet Levers. „Bij hoarders staan de spullen vaak tot aan het plafond opgetast. Een keuken is dan niet meer zichtbaar of bereikbaar.” Karssies: „Vrouwen verzamelen vaak kleding, tassen en schoenen. Veel spullen worden niet eens uit de verpakking gehaald. Mannen richten zich veelal op bladen, boeken, kranten, elektronica of gereedschap.”
Kakkerlakken
Hoarders zijn meestal alleenstaand. De opruimcoaches komen ze in alle lagen van de bevolking tegen. Levers: „Een magazijnmedewerker, een docent, een verpleegkundige, een bedrijfseigenaar. Soms keurig verzorgd en in het bezit van een dikke auto, terwijl thuis de boel vervuilt. Want als het huis vol staat, valt de boel niet goed schoon te houden. Kakkerlakken, muizen en ratten nemen er hun intrek. Mensen plegen op den duur geen onderhoud meer aan de woning. Kozijnen rotten weg. Een defecte waterleiding of een kapot raam zorgt voor vocht en schimmel.”
Karssies: „Als er in huis geen ruimte meer is, gaan hoarders in de tuin of op het erf verder. Eerst leggen ze spullen nog onder een zeil, maar op den duur laten ze dat achterwege. We komen ook buiten van alles tegen: kleding, oud ijzer, kapotte tv’s. Soms onder metershoog struikgewas. Daarom hebben we in onze bus een kettingzaag en een motormaaier liggen. Een van onze cliënten sliep noodgedwongen buiten in een tentje. Op zijn grote erf waren nog een paar looppaden over. Zelfs in die tent lagen spullen opgestapeld.”
Hoarders berusten op een gegeven moment in de situatie, merkt Levers. „Als het toilet en de badkamer vol staan, doen ze hun behoefte op een emmer en douchen ze bij familie. Koken gebeurt soms bij buren.”
Of mensen veel geld hebben of nauwelijks kunnen rondkomen, heeft geen invloed op de verzameldwang. Levers: „Als iemand weinig geld heeft, haalt hij in huis wat hij op straat vindt. Of hij neemt folders mee uit elektronicawinkels en meetlintjes uit bouwmarkten.”
Goedbedoelde hulp
Als verzamelaars klachten uit hun omgeving krijgen, proberen ze veelal eerst zelf orde op zaken te stellen. Dat mislukt meestal. Ook hulp van familie, vrienden of buren zet geen zoden aan de dijk. Karssies: „Omstanders leveren commentaar op wat ze tegenkomen. Wij gaan niet oordelen, mede vanuit onze christelijke levensovertuiging.”
Het is de kunst het opruimen samen met de cliënt op te pakken, zeggen de opruimcoaches. Tegelijkertijd is de inzet van de coaches inzet niet altijd vrijblijvend. Levers: „Dit geldt met name bij huurwoningen. Zo kan een woningbouwvereniging eisen dat een huis aan het einde van de rit voor de helft leger is. Als er sprake is van een koopwoning staat of valt het opruimen meestal met de goede wil van de huiseigenaar.
Karssies: „Van een hoarder mag niks weg. Nee, ook geen enkel kledingstuk als iemand er twintigduizend stuks heeft liggen. Want spullen bieden veiligheid en geven herinneringen. Daarom kan een cliënt al van slag raken als er een paar spullen verdwijnen. Hij vindt het bijvoorbeeld niks om een papieren bekertje of een schroefje weg te doen. In dat bekertje kan hij misschien ooit een plantje zetten en mogelijk stijgt de oudijzerprijs nog.”
Levers: „Wij gaan discussies uit de weg en beginnen meestal met ordenen. Gereedschap bij gereedschap, speelgoed bij speelgoed. Ruimte voor ruimte. Als iemand ziet dat we vijftig bananendozen vol fietsonderdelen of tweehonderd zadels hebben verzameld, biedt dit soms een opening om wat weg te doen. Samen met de cliënt maken we dan een schifting. Bruikbare spullen brengen we naar de kringloop. De rest gaat naar de vuilstort.”
Soms is het nodig om compromissen te sluiten. Karssies: „Als er geen kledingstuk weg mag, stapelen we bijvoorbeeld alle kleding op in een slaapkamer. Dat zorgt voor ruimte elders in het huis.”
Leefbare situatie
De opruimcoaches worden betaald vanuit de WMO. Ze komen gemiddeld een jaar bij een cliënt over de vloer. Wekelijks een halve dag. Meer trekt een cliënt volgens hen niet. Meestal slaagt de aanpak van Karssies en Levers. Een enkele keer moeten ze hun opdracht teruggeven, omdat iemand zo in de weerstand schiet dat ze geen goed meer kunnen doen.
De mannen stellen haalbare doelen. Karssies: „Zo opgeruimd als in een doorsnee woning wordt het nooit bij een hoarder. Hij zal altijd veel spullen houden en vindt het geen enkel probleem als er twintig bananendozen in zijn woonkamer staan.”
Levers: „We streven naar een leefbare situatie, waarbij een cliënt weer om de eettafel kan lopen, zijn keuken en toilet kan gebruiken en gewoon op zijn bed kan slapen. Die orde zorgt er ook voor dat het huis schoner blijft.”
Praatpaal
Wanneer de afronding van een traject in zicht komt, proberen de opruimcoaches nazorg te regelen. Als een cliënt hiermee akkoord gaat, loopt een ambulant werker van het Leger des Heils nog een tijdje met hem op. Dit is op vrijwillige basis.
Hoewel hij inmiddels een andere functie bij het Leger des Heils heeft, blijft forensisch ambulant werker Gerard de Graaf (61) een cliënt met verzameldwang bezoeken. Hij komt inmiddels drie jaar elke week bij deze oudere man over de vloer. Grootse doelen heeft de ambulant werker zich niet gesteld. „Om het obsessief verzamelen echt aan te pakken, zijn gesprekken met een psycholoog of een psychiater nodig, maar daar hebben deze cliënten meestal geen oren naar. Ik doe dus aan symptoombestrijding.”
De Graaf fungeert als praatpaal en probeert te voorkomen dat het weer mis gaat. „Dat laatste begint klein. Iemand koopt een pizza en bewaart de doos, omdat die later misschien nog bruikbaar is. Op de trap of in de gang stapelen de spullen zich weer op. Ik wijs dan op hygiëne en valgevaar. Als mijn cliënt over zijn spullen zou struikelen en zijn heup breekt, is hij verder van huis. Bij een noodzakelijke verhuizing naar een appartement kan hij de meeste spullen niet meenemen.”
Ook de waarde van sociale contacten is onderwerp van gesprek. „Vereenzaming komt veel voor onder hoarders. Want bezoek komt graag in een opgeruimd huis. Helaas is dat voor mijn cliënt geen reden om zijn woning onder handen te nemen, want hij heeft vooral een relatie met zijn spullen. Ik ben dankbaar dat ik inmiddels een goede huishoudelijke hulp voor hem heb kunnen regelen. Daardoor heeft hij wekelijks aanspraak. De hulp vindt het gelukkig niet erg om uren bezig te zijn met de salontafel. Alleen daarop staan al honderden beeldjes.”