Balkenende: Kritiek op geruzie kabinet is onzin
Dat publiek geuite meningsverschillen tussen ministers de eenheid van het kabinetsbeleid bedreigen, is onzin, vindt premier Balkenende. „Ronduit flauwekul. Ik werp dat verre van me.”
Dat zei de minister-president dinsdag in de Tweede Kamer bij de begrotingsbehandeling van het ministerie van Algemene Zaken. De premier erkende dat bewindslieden elkaar wel eens in het openbaar tegenspreken, maar volgens hem is daar niets mis mee. „Men moet elkaar ook individuele ruimte gunnen.” Bovendien gaan de conflicten nooit over hoofdlijnen van beleid, aldus de minister-president.
Balkenende voerde verder aan dat „we nu eenmaal in een mediademocratie leven” en dat incidenten ook in vorige kabinetten voorkwamen. Hij verwees naar relletjes tijdens de paarse kabinetten na interviewuitspraken van bewindslieden als Van der Ploeg en Pronk (PvdA) en Wijers en Borst (D66).
De linkse oppositie was met dat antwoord niet tevreden. Zij wees op het meningsverschil tussen Donner (Justitie) en Remkes (Binnenlandse Zaken) over terreurbestrijding, op de onmin tussen Donner en Verdonk (Integratie) over smalende godslastering en op het gesteggel tussen Brinkhorst (Economische Zaken) en Zalm (Financiën) over Hirsi Ali’s film ”Submission”.
Gevoegd bij het veelvuldig lekken van delen van de miljoenennota aan het eind van de zomer, stelden de meeste kamerfracties dinsdag vast dat het kabinet een communicatieprobleem heeft. Zij zijn in die conclusie bevestigd door een onlangs uitgelekt advies van communicatiedeskundigen aan het kabinet.
Veel fracties vroegen zich dinsdag af of de premier niet meer regie moet voeren. Balkenende bestreed dat hij tekortschiet in zijn coördinerende rol. „Of wilt u dat ik alle interviews van ministers van tevoren ga toestaan?”
Volgens hem wordt „de hervormingsagenda” van het kabinet in het geheel niet verstoord door enkele incidenten of bedrijfsongevallen. De premier voelt er niets voor de macht van de minister-president formeel groter te gaan maken. Dat werd dinsdag bepleit door CDA-woordvoerder Van de Camp. Hij wil dat de premier niet alleen voorzitter is van de Nationale Veiligheidsraad, maar in die functie ook nog eens zogeheten doorzettingsbevoegdheid krijgt. De premier kan dan andere ministers overrulen. Volgens Van de Camp is dat in de huidige tijd, waarin soms snel gereageerd moet worden op terroristische dreigingen of milieurampen, noodzakelijk.
Het CDA-kamerlid kreeg van geen enkele fractie bijval. Van der Vlies (SGP) gaf aan „een calvinistisch wantrouwen te hebben tegen dit soort machtsconcentraties.”