Veel zorgmedewerkers ervaren seksueel grensoverschrijdend gedrag
Verpleegkundigen en verzorgenden hebben volgens een peiling van beroepsorganisatie NU’91 veelvuldig te maken met seksueel grensoverschrijdend gedrag tijdens hun werk. Van de NU’91-leden die hierover een vragenlijst invulden, zegt 58 procent hier ooit mee te maken te hebben gehad. In een op de drie gevallen uitte dat ongewenste gedrag zich fysiek, nog vaker is sprake van seksueel getinte opmerkingen. Vaak wordt er niet adequaat op gereageerd.
„Het gaat vaak om ongewenste aanrakingen van iemands borsten of billen”, aldus voorzitter Stella Salden van NU’91. De organisatie kreeg van de circa duizend zorgverleners die de enquête invulden ook veel voorbeelden binnen van seksueel geladen opmerkingen als „Je mag wel bij me in bed komen liggen” of „Zuster, wil je me daar beneden eens goed wassen?”. Medewerkers lieten hun beroepsorganisatie verder onder meer weten dat patiënten weleens in hun bijzijn porno aanzetten, naakt de deur opendoen, veel te dichtbij komen staan of hen zelfs in een hoek drijven.
„Heftig om te horen en natuurlijk ver over de grens”, noemt de voorzitter van NU’91 de uiteenlopende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sector.
Het vaakst zijn patiënten degenen die over de schreef gaan. Van de zorgverleners die ongewenst seksueel gedrag meemaakten, wijst 61 procent patiënten aan. Daarna volgen collega’s (16 procent) en leidinggevenden (8 procent). Familieleden van patiënten worden door 7 procent genoemd.
Aan de peiling deden vooral vrouwelijke zorgverleners mee: 81 procent van de respondenten is vrouw, 19 procent man. Wat ook opvalt is dat de mensen die seksueel werden lastiggevallen relatief vaak vinden dat hun collega’s of leidinggevenden daar niet adequaat op reageerden: 47 procent is daar ontevreden over. Een grote meerderheid (69 procent) van de ondervraagden zegt niet te weten of in de instelling waar ze werken een protocol bestaat waarin staat welke consequenties de organisatie verbindt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag. Iets minder dan een kwart (24) zegt dat zo’n protocol er binnen hun organisatie is, bij 7 procent is dat niet het geval.
NU’91 werkt naar aanleiding van de peiling aan een lijst van verbeterpunten om het probleem beter aan te pakken. „Iedereen moet zijn of haar werk in een veilige omgeving kunnen doen”, benadrukt Salden. Ze wijst ook op het belang van open communicatie. „Dat het ‘er nu eenmaal bij hoort’, mag geen excuus meer zijn.”