De pijn van woonwagenbewoners
Roma zijn de meest gediscrimineerde mensen van Europa. Overheden proberen het volk of hun leefwijze al eeuwen uit te roeien. Tot verdriet en frustratie van de woonwagenbewoners. „Wij hebben steeds heimwee naar het rondtrekkende bestaan.”
De Dam in Amsterdam, 4 mei 2019, net na acht uur ’s avonds. Duizenden mensen zijn op de Nationale Herdenking afgekomen, miljoenen kijken vanuit huis mee.
Zojuist legden de koning en koningin een krans, was het twee minuten stil, droeg een 18-jarige een gedicht voor en werd er een krans gelegd voor degenen die tijdens de oorlog omkwamen vanwege hun verzet tegen de Duitse overheerser. De kransleggers lopen terug naar hun plaatsen.
Dan echoot de stem van ceremoniemeester Jos Coumans over het Amsterdamse plein: „De volgende krans wordt gelegd voor de meer dan 100.000 Joden, Roma en Sinti die tijdens of direct na de Tweede Wereldoorlog werden geïsoleerd, gedeporteerd, vermoord, in concentratie- en vernietigingskampen, om wie zij waren.”
Als de stem verstomt, staan er bij het Nationaal Monument zes nieuwe kransleggers. Een van hen is Zanna Brassem Weiss, een dan 88-jarige Sintivrouw die in 1944 ternauwernood aan de landelijke zigeunerrazzia ontkwam. Veel familieleden, onder wie haar broer, overleefden de oorlog niet.
Tijdens de dodenherdenking wordt tante Zanna, zoals iedereen haar noemt, vergezeld door haar zoon Galit en haar achternichtje Sabina Achterbergh. De aanwezigheid van het drietal is historisch. Tijdens eerdere herdenkingen werden Roma en Sinti wel genoemd, maar ze legden zelf geen krans. „De vervolging van ons volk stond altijd in de schaduw van de Jodenvervolging”, vertelt Achterbergh. „Terwijl er in de oorlog naar schatting een half miljoen Roma zijn omgebracht, waarschijnlijk zo’n 80 procent van de totale groep. Daar werd tot voor kort nauwelijks over gesproken.”
In 1994 kwam er iets meer aandacht voor de vervolging van Roma en Sinti. Journalist Aad Wagenaar ontdekte toen dat het meisje in een iconische video, waarin de gefilmde haar hoofd uit een goederenwagon in Westerbork stak, geen Jodin maar een Sintimeisje was. Settela Steinbach werd met bijna al haar familieleden in Auschwitz vergast. Een beeld uit de video dat decennialang symbool stond voor de vervolging van Joden, gaf toen de vervolging van Roma en Sinti een gezicht.
Vooroordelen
Wie zijn Roma en Sinti eigenlijk? Iemand die veel over hen weet, is Anneke Steinmann. Ze is een van de oprichters van Christian Roma Support (CRS), een organisatie die zich vooral richt op hulpverlening aan en zending onder Roma in Oost-Europa. Tijdens een bezoek aan het CRS-kantoor in Rotterdam vertelt ze urenlang over de bevolkingsgroep die haar aan het hart gaat.
Na de val van het IJzeren Gordijn raakte Steinmann betrokken bij kerkelijke hulpverlening in Oost-Europa. Ze ging mee met een busreis naar Roemenië. „We deelden hulpgoederen uit in een arm dorpje daar. Zo kwam ik in contact met een Romagezin. Eerst durfden ze me niet bij hen thuis uit te nodigen, uit schaamte. Maar in een paar dagen won ik hun vertrouwen en mocht ik binnenkomen. In een hutje, meer was het niet. Met één bed. Op een klein kacheltje was de moeder aan het koken, drie kleine kinderen zaten eromheen, op de grond, stil toe te kijken.”
Steinmanns bezoek wordt gewaardeerd; ze mag de hele dag bij de familie blijven. De buren van het gezin, ook Roma, komen erbij. „We hadden ontzettend leuk contact.”
Na terugkomst in Nederland richt Steinmann met een paar gemeenteleden van de Nederlands gereformeerde kerk in Rotterdam een werkgroep Roemenië op – waar onder andere Christian Roma Support uit ontstaat, in 2011. Ze brengt vele bezoeken aan Roma in verschillende Oost-Europese landen, leert hun taal, en verdiept zich in de historie van het van oorsprong nomadische volk.
Tijdens de dodenherdenking op de Dam worden Roma en Sinti apart genoemd, maar in feite zijn Sinti een van de vele stammen Roma. Volgens Steinmann is er de laatste decennia veel wetenschappelijke studie gedaan naar de herkomst van Roma. „Genetisch onderzoek bevestigt dat ze oorspronkelijk uit het noordwesten van wat nu India is komen. Wanneer en waarom ze daar precies weggegaan zijn, is niet duidelijk. Er zijn tal van volksverhalen die een verklaring geven, maar de inhoud daarvan is niet historisch bewezen.”
Duidelijk is dat de Indiase bevolkingsgroep verschillende migratiegolven kent. Er zijn bronnen die wijzen op een eerste golf in de 5e eeuw na Christus. Andere stellen dat de eerste grote groep in de 10e eeuw India verliet. Historische bronnen wijzen er allemaal op dat de nomaden zich vestigden in het Byzantijnse Rijk – wat nu Turkije, Egypte, de Balkan en andere gebieden rond het oosten van de Middellandse Zee zijn. In de eeuwen daarna zwermden de nomaden uit naar verschillende regio’s.
De stammen die in het Midden-Oosten neerstreken, werden Dom genoemd. „In de vorige eeuw heeft zich in Israël een groot aantal Domari gevestigd. Zij zijn in 1967 officieel erkend als een aparte bevolkingsgroep”, weet Steinmann.
Een tweede groep vestigde zich in Armenië, tussen de Zwarte Zee en de Kaspische Zee. Zij kregen de naam Lom. De groep die vanaf de 14e eeuw over Europa uitwaaierde, werd Rom genoemd. Rom is het enkelvoud van Roma.
Zigeuner
In het Byzantijnse Rijk werd Grieks gesproken. Het nomadenvolk uit India kreeg er de naam ”atsinganoi”, wat ”onaanraakbare” betekent. Het is niet ondenkbaar dat die benaming verband houdt met de onderste kaste van het Indiase kastensysteem, waar Roma waarschijnlijk toe behoorden.
Roma en Sinti worden in Nederland ook wel zigeuners genoemd. „Dat is waarschijnlijk een verbastering van het woord atsinganoi”, vertelt Steinmann. „Ze vinden zigeuner daarom echt een scheldnaam.”
In 1420 kwamen er voor het eerst Roma de Nederlandse grens over, bij Deventer. In eerste instantie werden ze goed ontvangen. Interessante gasten uit een ver land; voor hen moest goed gezorgd worden.
Maar op het goede onthaal volgde in Europa een mensonterende verdrukking van de vreemdelingen. „Vooral in landen als Roemenië, waar veel Roma woonden, werden ze tot slaaf gemaakt. Staat én kerk deden daaraan mee”, vertelt Steinmann. „Gruwelijk. Ze werden als straathonden behandeld.”
De slavernij van Roma werd in 1858 in Europa afgeschaft. Daarop trokken verschillende groepen vanuit Oost-Europa naar het westen. In Duitsland en de Benelux probeerden ze het ambacht van hun oude volkscultuur weer uit te oefenen. Rondtrekkend –Sinti vooral met paard-en-wagen, andere Romastammen meestal in tenten– boden ze hun diensten en goederen aan. Ze verdienden hun brood vooral als ketellapper of muzikant.
De nomaden bleven met discriminatie en uitsluiting te maken hebben. Dat kwam tot uitbarsting met de genocide tijdens de Holocaust.
Nadien probeerden Roma zich te organiseren. Op het eerste Internationaal Romani Congres op 8 april 1971 kreeg het volk een eigen vlag en volkslied. „Gevoelsmatig zijn Roma sindsdien een eigen natie, zonder land”, zegt Steinmann. Op het vierde congres, in 1990, werd 8 april benoemd tot Internationale Romadag. Komende vrijdag is de 32e editie.
Discriminatie
Uitsluiting, racisme, discriminatie; in de 21e eeuw hebben Roma daar nog steeds mee te kampen. Het Europees Bureau voor de grondrechten (FRA) publiceerde in 2020 een onderzoek naar de sociale positie van Roma in België, Frankrijk, Ierland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Voor het onderzoek werden 4600 interviews afgenomen. Het FRA constateert aan de hand daarvan dat Roma de meest gediscrimineerde bevolkingsgroep van Europa is.
Van de zes landen scoort Nederland het slechtst: 76 procent van de Nederlandse ondervraagden zei discriminatie te ondervinden vanwege hun culturele achtergrond. In contact met scholen gaat het om 51 procent. Bij het zoeken van een baan om 67 procent. En discriminatie in de vorm van belediging, bedreiging of geweld ervaart 83 procent.
Rouw
Een zonnige vrijdagmiddag in maart. Het is rustig op het woonwagenkamp waar Galit Brassem Weiss en Sabina Achterbergh wonen, aan de uiterste westkant van de hoofdstad. Vliegtuigen van Schiphol komen een paar kilometer verderop los van de horizon. Behalve het geluid van de vliegmachines, klinkt alleen het gegak van de ganzen die op het grasland naast het kamp hun magen vullen.
Galit stapt de woonwagen binnen waar hij samen met zijn moeder tot november 2021 in woonde. Toen overleed tante Zanna, op 91-jarige leeftijd, onder meer aan de gevolgen van corona.
Er hangen nog lakens voor de ramen. Als teken van rouw. „De afgelopen twee jaar heb ik voor mijn moeder gezorgd”, vertelt Galit terwijl hij de gebloemde lakens weghaalt. Hij vindt het zichtbaar moeilijk om iemand in de caravan binnen te laten. „Achter deze deur wil ik liever niet dat je komt. Daar sliep mijn moeder en daar lag ze ook opgebaard.”
Het kleine tafeltje waar tante Zanna altijd aan zat, mag wel gefotografeerd worden. Op de rugleuning van het bankje ligt een viool. De bank aan de andere kant van het woonkamertje is bezaaid met een aantal gitaren. De familie Brassem Weiss is oorspronkelijk een muzikantenfamilie. Galit speelt nog steeds gitaar. Dat doet hij niet onverdienstelijk, zo is te horen op opnames van de rijkelijk met muziek en bloemen omlijste rouwdienst en begrafenis van zijn moeder.
Op het tafeltje in de caravan staat een foto van tante Zanna, en een miniatuurversie van een traditionele woonwagen. „Mijn moeder heeft echt nog met paard-en-wagen rondgetrokken.”
Aan de kastjes boven de eethoek hangt een lijntje, met aan kleine wasknijpertjes plastic zakjes waar rozen van papier inzitten. Er hangt ook een briefje aan. ”De HEERE ZEEGENE u en Behoeden u”, staat erop. „Dat heeft iemand voor ons gemaakt. Mijn moeder was een echte christen”, memoreert Galit. „Ze was een en al liefde. Hoewel ze haar leven lang tegen onrecht heeft gestreden, sprak ze nooit een kwaad woord over iemand.”
Veel Nederlandse Roma zijn aangesloten bij de Rooms-Katholieke Kerk, behoren tot een pinkstergemeente of zijn anderszins christelijk. Een klein deel heeft een islamitische achtergrond. Volgens Anneke Steinmann hebben Roma zich meestal bij de dominante religie in een land aangesloten. In het Midden-Oosten en op de Balkan heb je islamitische Roma, in West-Europa zijn ze meestal christelijk.
Nephuizen
Tijd voor een rondleiding over het kamp. Behalve een paar caravans, staan er vooral woningen die veel op gewone huizen lijken. Galit: „De meeste woonwagens zijn geen echte, traditionele wagens. Ze zijn officieel nog wel verplaatsbaar, maar ze zien eruit als gewone huizen. Ze lijken van steen, maar wat je ziet zijn kunststof platen met baksteenmotief. Ik houd er niet zo van, geef mij maar een echte wagen.”
Bij de meeste woningen liggen in de tuin allerhande spullen. Zo staat achter een van de wagens een aantal tuinmeubels opgestapeld. „Die hadden we vanwege de stormen eerder dit jaar hier neergelegd”, verklaart Galit, terwijl hij de banken wegsleept om een foto te kunnen maken van een kleine, traditionele woonwagen.
Het liefst trok de Amsterdammer zelf ook nog met een wagen door het land. „Het voelt voor mij en andere Sinti en Roma heel tegennatuurlijk om steeds maar op dezelfde plek te wonen. Het zit niet in de aard van ons volk. We hebben steeds heimwee naar het rondtrekkende bestaan. Dat is onze geschiedenis, dat is het belangrijkste aspect van onze cultuur. We zijn nomaden. Maar dat mogen we niet meer uitleven van de Nederlandse overheid.”
Woonwagenwet
Officieel mochten woonwagenbewoners tot het begin van de 20e eeuw gaan en staan waar ze wilden, al hanteerden veel gemeenten een beleid dat erop gericht was de reizigers zo snel mogelijk door te laten trekken. In 1918 kwam de Woonwagenwet. Die stelde regels aan woonwagens en hun bewoners. Reizigers moesten een vergunning aanvragen, en er kwamen in dorpen en steden vastgestelde plekken waar ze hun wagen neer moesten zetten, met onder meer een watervoorziening en een stal.
De wet uit 1918 betekende geen verslechtering van de omstandigheden van woonwagenbewoners. Maar in de decennia erna keerde het tij. In 1940 schreef J. A. van Doorn, directeur van het Maatschappelijk Hulpbetoon Utrecht, een brochure met de titel ”De woonwagens moeten verdwijnen”. De tijd was volgens hem rijp om doortastend op te treden tegen de „asociale woonwagenbewoners.”
In de brochure staat dat reizigers „moeten worden opgenomen in het groote leger van landgenoten, dat met hernieuwde kracht, met nieuwen moed verfrischt en gesterkt naar lichaam en geest, aan de Nederlandsche gemeenschap bouwt.” Van Doorn stelde voor om alle woonwagenbewoners in grote regionale centra samen te brengen.
„Die man wilde, net als Hitler, ons volk uitroeien”, zegt Galit verontwaardigd. „Hij wilde net als de Führer grote opvoedkampen bouwen. Met een slagboom en een politiepost bij de ingang en hekken eromheen. Schandalig dat hij zelfs na de oorlog niet werd opgepakt of op z’n minst uit zijn functie werd gezet.”
Het voorstel van Van Doorn werd uiteindelijk opgenomen in de nieuwe Woonwagenwet van 1968. Rondtrekken mag sindsdien niet meer. Roma, Sinti en andere woonwagenbewoners moesten in grote groepen bij elkaar gaan wonen. Die centra lagen meestal ver van de bewoonde wereld.
Uitsterfbeleid
Na de rondleiding over het woonwagenkamp neemt Galit zijn gast mee naar een Turks restaurant in de buurt. Sabina, die in de Amsterdamse toerismebranche werkt, is daar vanuit haar werk ook heen gekomen. „We noemen dit onze tweede huiskamer. We zitten er elke week wel een paar dagen.” Met een bord lamsvlees, gestoofde groenten en bulgur voor zich vertellen oom en nichtje honderduit.
Naast haar werk is Sabina actief als voorzitter van de Vereniging Sinti Roma Woonwagenbewoners Nederland en als bestuurslid bij Christian Roma Support. Samen met Galit trok ze tussen 2008 en 2018 ten strijde tegen het „uitsterfbeleid” dat gemeenten met betrekking tot woonwagens voerden. Sabina: „Toen ik dat ontdekte, werd ik boos, ik kreeg kippenvel. Ik zei tegen mezelf: Dit wil ik beëindigen, al moet ik ervoor naar de VN, de Europese Unie of de koning.”
Het uitsterfbeleid ontstond door de afschaffing van de Woonwagenwet, in 1999. Het woonwagenbeleid werd toen gedecentraliseerd; sindsdien moeten gemeenten binnen bepaalde kaders zelf regels maken. In de jaren erna deed het Rijk handreikingen om gemeenten daarbij te helpen. Een van de opties was om kampen op te delen in meerdere kleine kampjes. Verschillende gemeenten kozen daarvoor.
Een andere beleidsvariant die voorgesteld werd, is de „nuloptie” – het uitsterfbeleid. Daarbij worden geen vergunningen voor nieuwe standplaatsen verleend, en als woonwagenbewoners overlijden, wordt hun standplaats automatisch opgeheven. Zo dwingen gemeenten nieuwe generaties om in gewone huizen te gaan wonen.
„Dat was gewoon culturele genocide”, vindt Sabina. Ze richtte in 2008 een actiegroep op, waar Galit ook deel van uitmaakte. Ze stapten naar de Nationale Ombudsman en vonden onder meer de Verenigde Naties en de Europese Unie aan hun zijde.
Snoeiharde rapporten, kritiek vanuit de EU en een tik op de vingers door de Nationale Ombudsman zorgden er uiteindelijk voor dat de Nederlandse overheid in 2018 het uitsterfbeleid verbood.
Criminaliteit
Waarom willen Nederlandse gemeenten al decennialang van woonwagens af? Een blik in beleidsdocumenten laat zien dat er vaak „problemen bij de handhaving” zijn. Er zou op kampen bovengemiddeld veel criminaliteit zijn. Klopt dat?
Nieuwsberichten over politie-invallen op kampen zijn te vinden. Er zijn ook cijfers die vertellen dat bij drugscriminaliteit relatief vaak kampbewoners betrokken zijn. De onderlinge loyaliteit van kampbewoners en de privacy van woonwagenlocaties, daar profiteren drugscriminelen van.
Dus ja, er zijn woonwagenkampen waar dingen gebeuren die niet door de beugel kunnen. Maar er zijn geen onderzoeken die aantonen dat er op de 1151 woonwagenlocaties meer criminele activiteiten plaatsvinden dan in andere wijken.
Volgens Anneke Steinmann bederft een kleine groep het voor de goedwillende rest. „Na de Tweede Wereldoorlog zijn er nog een paar kleine migratiegolven geweest. Bijvoorbeeld na uitbreidingen van de Europese Unie. De groep die in de jaren 70 hierheen kwam, is de groep waarmee weleens problemen zijn. Door stigmatisering is het beeld ontstaan dat alle Roma problemen veroorzaken. Dat is echt niet zo.”
Volgens Galit is het vijandige beleid het gevolg van een „intelligentiegebrek.” Met een glaasje Turkse thee voor zich, uit hij zijn verontwaardiging. „Waarom worden alle Roma en Sinti als één groep behandeld? Als je in het buitenland komt en je zegt dat je Nederlander bent, denken veel mensen meteen dat je drugs gebruikt. Dat is gewoon een gebrek aan kennis, het gevolg van een eenzijdig beeld. Dat speelt ook bij gemeenten en hun visie op woonwagenbewoners.”
In andere Europese landen proberen regeringen op mensonterende wijze van Roma af te komen. „Tot 2012 zijn in Oost-Europa vrouwen zelfs ongewild gesteriliseerd.” Romavrouwen werden misleid door artsen die stelden dat een keizersnede noodzakelijk was. Tijdens de ingreep werden ze dan onvruchtbaar gemaakt. „Vorig jaar zijn er door de Slowaakse en de Tsjechische regering pas excuses aangeboden voor deze praktijken”, vertelt Sabina. Cynisch: „Die Europese normen en waarden, hè. Wat een verhevenheid, wat een ontwikkeling. Overal mag de regenboogvlag wapperen, maar de Romavlag zie je nergens.”
De vijandigheid tegen Roma zit diep, meent Sabina. „De heersende opvatting van veel Europeanen is: Roma en Sinti zijn vreemd, ze moeten gaan leven zoals wij. Maar dat willen wij niet. Er is volgens mij geen mooiere manier van samenleven dan de onze. Zoals het er vroeger in een Nederlands dorp aan toe ging, zo gaat het bij ons nog steeds.” Ze somt op: „De deur staat altijd open voor een bezoekje, opa en oma wonen op hetzelfde erf, gehandicapten maken volledig deel uit van het sociale leven. Eenzaamheid komt hier niet voor.” Galit vult aan: „Toen mijn moeder overleed, stond iedereen klaar om mij te helpen. Ook financieel. We zijn er voor elkaar, in voor- en tegenspoed.”