Hoogleraren: deelname De Jonge in debat staatsrechtelijk onjuist
Het is staatsrechtelijk onjuist dat minister Hugo de Jonge donderdag deelneemt aan het Kamerdebat over de mondkapjesdeal tussen het ministerie van Volksgezondheid en Sywert van Lienden. Hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans spreekt over „verrommeling” van de staatsrechtelijke verhoudingen. Hoogleraar Bert van den Braak is het volmondig met hem eens.
De Jonge legt donderdag op zijn eigen verzoek verantwoording in de Kamer af over zijn rol en betrokkenheid bij de mondkapjesdeal. Toen die deal werd gesloten was De Jonge minister van Volksgezondheid. In dit kabinet is hij minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Het debat zou donderdag alleen worden gevoerd met minister Conny Helder voor Langdurige Zorg. Zij is verantwoordelijk voor het onderzoek naar de deal, dat wordt uitgevoerd door Deloitte.
„Het lijkt een service van De Jonge, maar dat is het niet”, verduidelijkt Voermans. „Als je dit toestaat, is sprake van een verantwoordingsvacuüm in plaats van de grondwettelijk vastgelegde ministeriële verantwoordelijkheid.” De huidige minister van Volksgezondheid is verantwoordelijk voor het beleid van ook zijn of haar voorgangers. „De Kamer moet een aanspreekpunt hebben. En dat ligt in het ambt van minister, die los staat van een persoon. De nu verantwoordelijke minister moet ordentelijk verantwoording afleggen.”
Als de Kamer geen genoegen neemt met de antwoorden van De Jonge, kan niet hij worden weggestuurd, stelt Voermans. Het kan wel Helder en of minister Ernst Kuipers van Volksgezondheid de kop kosten. Zij zijn beide ministers op het departement van Volksgezondheid.
In 1921 diende het SDAP-Kamerlid Jan Schaper een initiatiefwet in om te regelen dat ministers, ook al hebben zij inmiddels een ander departement onder hun hoede, altijd ter verantwoording kunnen worden geroepen, brengt Voermans in herinnering. Die wet is massaal weggestemd. Gelukkig maar, stelt de hoogleraar. „Anders loopt alles in het honderd.”
Dan zouden ministers met een nieuwe portefeuille steeds kunnen worden aangesproken op hun rol in een vorig kabinet. Onvoorstelbaar, onwenselijk en staatsrechtelijk onjuist, vat Voermans samen.
Bijzonder hoogleraar parlementaire geschiedenis en parlementair stelsel Bert van den Braak deelt de kritiek. „Oud-ministers kunnen niet ter verantwoording naar de TK worden geroepen. Zelfs niet als ze nog minister zijn”, twittert Van den Braak. Hij noemt het „staatsrechtelijk ongewenst” en een „ongewenste precedentwerking”.