„Poetin vindt het niet leuk als je zegt: Wil je stoppen...”
Wat oorlog is? Gert uit groep 4 weet het antwoord: „Dat er veel bommen worden gewerpt.” En vrede dan? „Dat je niet meer de hele tijd denkt: Moeten we schuilen?”
Juf Annelieke ten Hove praat met haar leerlingen op de Nederlands Hervormde Basisschool De Lelie in Driebruggen over oorlog en vrede. En dat gaat dan natuurlijk direct over Rusland en Oekraïne. Nathan weet het samen te vatten: „Zelenski wil vrede en Poetin wil vechten.”
„Van wat volwassenen thuis bespreken, krijgen kinderen heel wat mee”, zegt de leerkracht. „Kort na de Russische inval leefde de vraag: Krijgen we hier ook oorlog? Dat hoor je nu niet meer zo. Het nieuws is wat ingedaald. Net als bij de volwassenen.”
„Landen die ruzie hebben. Poetin”, zegt Boaz als de juf vraagt waar de leerlingen bij het woord ”oorlog” aan denken. De naam van de Russische president komt op het digibord te staan, nadat de leerkracht eerst verduidelijkt: „Poetin is geen land, maar een meneer.”
Het gaat over vechten en vluchten, over tanks en straaljagers, en het komt allemaal op het bord terecht. Bij ”vrede” is het wat lastiger om verschillende dingen te bedenken. Dat er geen oorlog meer is… Dat er niet meer gevochten wordt… „Maar dat is eigenlijk hetzelfde”, corrigeert de leerling zichzelf. Ruben weet hoe je vrede kunt maken: „Door met elkaar te praten.”
Koppig
Er verschijnt eenvoudige uitleg op het digibord: ”Heftig nieuws uit Oekraïne.” De kinderen –ze zijn rond de zeven jaar– weten er al veel van. De oorzaak van het huidige conflict? Een leerlinge verwijst naar EU en NAVO: „Omdat Oekraïne bij… –ik weet niet hoe het heet– bij heel veel andere landen wil gaan horen.”
Nathan dist de historie op: „Vroeger waren Rusland en Oekraïne één land, dat heette de Sovjet-Unie, maar dat is best wel lang geleden, dertig jaar of zo. Toen werden die landen gescheiden. Poetin wil dat Oekraïne weer bij Rusland hoort.” Bij eerdere klassengesprekken leidde dat tot onbegrip, zegt de juf later: oorlog om iets van zo lang geleden?
„Wat zou je tegen Poetin willen zeggen?” vraagt ze nu aan haar achttien leerlingen. Gert: „Of hij wil stoppen met vechten.” Cristian: „Als je dat zegt, gaat hij echt niet stoppen, hoor. Hij is koppig.” Nathan vreest dat een verzoek averechts werkt: „Hij vindt het, denk ik, niet leuk als elke dag honderd mensen tegen hem zeggen: Wil je stoppen, wil je stoppen, wil je stoppen…”
Vrees voor uitbreiding van de strijd richting ons land heeft de klas niet echt meer: „Als hij tegen Nederland gaat vechten, hebben andere landen allang gezien dat hij eraan komt. En Rusland is ver weg.” Cristian: „Landen zijn bang om Oekraïne te helpen, want dan wordt het een wereldoorlog.”
Veilig
„Wat zou je doen als je in Kiev zou wonen?” wil de juf weten. „Vluchten”, zegt een van de leerlingen. Maar dat levert discussie op: hoe veilig is dat? Stel je voor dat er op je wordt geschoten doordat soldaten niet zien of je vriend of vijand bent…
De leerkracht leest voor. Over schuilen in kelders, over wegvluchten naar Polen. Wat zou de klas tegen gevluchte kinderen zeggen? „Dat je een nieuw hart moet krijgen van de Heere Jezus”, zegt een leerling. Ruben: „Als je in de Heere gelooft, maakt het eigenlijk niet uit of je leeft op aarde of sterft. Dan ben je veilig.”
Zo komt het gesprek uit bij Romeinen 8, en het komt op het bord te staan: „Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel mij zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.” „Als je bekeerd bent, een nieuw hart hebt, dan ben je veilig”, vat de juf samen.
Bloemen
De les besluit met een verwerkingsopdracht. Verven, op een dubbelgevouwen A4. De helft over oorlog, de andere helft over vrede.
Eerst komen er wat abstracte voorbeelden op het digibord. Een duister oorlogstafereel. Een van de jongens vindt het net „een huis met allemaal stukken eraf.” Vredige prenten zijn er ook; er verschijnen wat lichte stippen. Ruben: „Het lijkt wel een ballenbak.” Juf: „Dat is moderne kunst.”
De leerlingen mogen zelf aan de slag. Twee jongens richten de penselen op elkaar; mitrailleurgeratel klinkt… Maar dan wordt de kwast in de verf gedoopt. Veel zwart voor de oorlog, lichtere kleuren voor de vrede. „Dit is een raketwerper”, wijst Leon. Zijn vinger gaat naar de andere helft: „Allemaal bloempjes. Dat is de vrede.”