CIO-voorzitter Jaap Smit: Wij liepen niet aan de leiband van de overheid
Verslaggevers voor de kerkdeur, de vrijheid van godsdienst ter discussie. Coronamaatregelen in de kerk maakten zowel intern als in de samenleving veel los. Een sleutelrol was er voor het CIO, overlegorgaan met de overheid. Voorzitter Jaap Smit: „Ik ontken dat wij aan de leiband van de overheid liepen.”
Naast een weids uitzicht over Den Haag biedt de wachtkamer in het provinciehuis van Zuid-Holland ook onverwacht leesvoer. Tussen een stapel magazines voor diplomaten ligt een boek: ”Omwille van het Evangelie”. Het blijken preken en overdenkingen van bisschop Ad van Luyn. De Zuid-Hollandse commissaris van de koning Jaap Smit is christelijk en dat blijkt niet alleen uit zijn wachtkamer, maar ook uit zijn cv. Zo diende de CDA’er negen jaar als predikant en vier jaar als geestelijk verzorger bij defensie.
Sinds 2017 is hij onafhankelijk voorzitter van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO), de overlegkoepel tussen 31 aangesloten religieuze genootschappen en de overheid (zie kader ”CIO”).
Het CIO is in feite een „zakelijke belangenbehartiger van kerkgenootschappen”, legt Smit uit in zijn royale Haagse werkkamer. „Anders dan bijvoorbeeld de Raad van de Kerken, die zich uitspreekt over maatschappelijke ontwikkelingen, doet het CIO dat niet of veel minder. Bij ons gaat het over fiscaliteiten, juridische zaken waar kerken mee te maken hebben, de bijzondere verhouding tussen kerk en staat.”
Veranderde de rol van het CIO in de coronacrisis?
„Ja, er is een hele dimensie bijgekomen. Met name die verhouding tussen kerk en staat werd bijzonder actueel. Daarin is het CIO –terecht– gezien als aanspreekpunt voor de minister van Eredienst, tot voor kort Ferd Grapperhaus. Hij heeft het CIO aangesproken om van gedachten te wisselen over de vraag wat de coronamaatregelen van de overheid nu betekenden voor kerken. Met eerbiediging van de scheiding tussen kerk en staat hebben wij veelvuldig overleg met hem gehad. En vervolgens een dringend advies aan onze leden uitgebracht.
Daarnaast is aan het begin van de crisis een groep deskundigen bijeengebracht vanuit het CIO om mee te denken met de minister. Zoals Jurjen de Groot vanuit de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk of SGP-senator Peter Schalk namens de reformatorische kerken.”
Als relatief onbekend overlegorgaan vervulde het CIO in de coronacrisis plotseling een sleutelrol tussen kerk en overheid. Kon het CIO die omschakeling aan of voelde u zich erdoor overrompeld?
„Ik weet niet of onze taak zo heel anders werd. De gesprekken voerden we al, en we hadden al regelmatig contact met de minister van Justitie in zijn hoedanigheid als minister van Eredienst. Zoals iedereen waren ook wij verrast door de pandemie die opeens uitbrak. Maar ik zou onze rol niet als dramatisch anders willen omschrijven. En we waren daar ook goed voor toegerust.”
U zat heel wat keren met de minister om tafel, meestal rond de persconferenties van het kabinet. Kunt u schetsen hoe zo’n overleg verloopt?
„De minister praatte ons vaak vlak voor een nieuwe persconferentie bij. Hij lichtte dan alvast toe wat eraan zat te komen en hoe het er in het algemeen voorstond met de ontwikkelingen. We spraken dan over maatregelen die verzwaard of afgezwakt zouden worden, en wat dat voor kerken betekende.”
Hoe gaat dat dan: stelt de minister voor hoe het er in de kerk uit zou kunnen zien?
„Er is geen moment geweest dat wij te horen kregen wat wij moesten doen. We hebben natuurlijk wel met elkaar gesproken over de vraag hoe wij de algemene maatregelen in de samenleving het beste konden vertalen naar de kerken. Dat gebeurde allemaal –dat vind ik belangrijk om te zeggen– vanuit de eigen verantwoordelijkheid van de kerk. Enerzijds vanuit de kant van de overheid met eerbiediging van de scheiding van kerk en staat. Maar anderzijds vanuit ónze kant ook met respect voor maatregelen die de overheid aan de samenleving oplegde. Je kunt –dat heb ik vaker gezegd– als kerken in tijden van een pandemie niet gewoon je gang gaan.”
Er zat soms een aantal dagen tussen een persconferentie en een CIO-advies, terwijl kerken graag wilden weten waar zij aan toe waren. Waarom duurde dat soms lang?
„Je moet je voorstellen: als een persconferentie op vrijdag plaatsvindt, zou ik het liefst ook meteen van alles en nog wat de wereld in kunnen sturen, opdat men de eerstvolgende zondag al weet waar men aan toe is. Maar het is wel handig om eerst even rustig met elkaar stil te staan bij de vraag: wat betekent dit nu voor ons? Bovendien speelt ook de verspreiding van onze berichten een rol; we sturen naar alle aangesloten lidkerken een brief met het verzoek die zelf te verspreiden in de eigen achterban. Ja, dat kost tijd.”
Het CIO werkte lang aan een routekaart voor kerken. Toen die er uiteindelijk kwam, volgden toch al snel weer algemene richtlijnen met concrete bezoekersaantallen. Waarom liep dat zo lastig?
„Vanuit bepaalde kerken werd op die routekaart heel veel nadruk gelegd. Steeds heb ik gezegd: Hang nou niet je hele ziel en zaligheid op aan die kaart, daar los je het probleem ook niet mee op. Houd je strikt genomen gewoon aan de voorschriften die voor iedereen gelden. Op een gegeven moment is de proeve van zo’n kaart de wereld in gezonden, terwijl wij die in concept hadden rondgestuurd. Mensen namen daar besluiten op, terwijl de kaart helemaal nog niet af was.
Ook de overheid is tijden in de weer geweest met een routekaart. We merkten dat we telkens weer achterhaald werden door de ontwikkelingen. We hebben de kaart regelmatig neergelegd bij het ministerie, met de vraag of die aansloot bij de diverse adviezen.
Wat mij wel teleurstelde –dat wil ik wel hardop zeggen– is dat toen de routekaart er eenmaal kwam, juist in die kerken waar er het hardst om geroepen werd, men zich er geen bal van aantrok. De kaart was samengesteld in gesprekken met de hele diversiteit van aangesloten kerken – dus ook de rechterflank van de reformatorische kerken. Toen kwam de routekaart er in de strengste lockdownperiode, en gaf daarbij aan: nu geen fysieke kerkdiensten, want de situatie is zeer ernstig. En vervolgens zei men: Ja, maar dat geldt dan niet voor ons. Toen heb ik wel even gedacht: Hoe zit dit?
Kijk, wij konden en wilden als CIO nooit zeggen: Gij zult dit. Dat is onze positie ook niet. Wij hebben een dringende oproep gedaan aan onze lidkerken. En het gros van die kerken kon zich daar goed in vinden, heeft zich daarin gevoegd. Je ziet dat het beeld in de samenleving vooral bepaald is door kerken die een andere keuze maakten. Maar ik wil onderstrepen dat ik blij ben dat heel veel kerken zich uitstekend aan de adviezen hielden. Met alle moeite en pijn die daarmee gepaard gingen, dat snap ik heel goed.”
Een belangrijk pijnpunt voor veel kerken was het gebrek aan maatwerk. Dan luidt een advies dat 30 mensen welkom zijn, terwijl je een kerkgebouw met 1500 zitplaatsen hebt.
„Maar in theater Carré kunnen 1700 mensen, en daar mocht helemaal niemand naar binnen. Ik wil de kerk niet met een toneelzaal vergelijken, maar je moet je goed realiseren dat in deze tijd zo vaak wel gedacht wordt. En dat opengaan als kerk daarom een fikse discussie oproept. Natuurlijk snap ik de redenering van grote gebouwen. Die hoorde ik op veel andere plekken in de samenleving ook.
Maar mijn stelling is altijd geweest: vrijheid van godsdienst gaat niet zozeer over de vraag of je wel of niet je kerk open mag houden in een pandemie. Het is in de grond van de zaak de vrijheid om een andere godsdienst te belijden dan de staatsgodsdienst. Het betekent dat je niet bang hoeft te zijn voor een dictatoriale overheid omdat je in een andere god gelooft. Dát is de kern van godsdienstvrijheid. Maar niet dat als de hele wereld op slot zit, jij met honderden mensen in de kerk gaat zitten.”
Vindt u dat kerken die deze keuze wel maakten, misbruik maakten van de godsdienstvrijheid? Je kunt ook zeggen: dat recht is er niet voor niets. Het geeft aan dat kerkdiensten heel belangrijk zijn.
„Het woord misbruik ga ik niet gebruiken. Maar u zit te praten met een voorzitter van een organisatie die hier adviezen over gegeven heeft en dat niet zomaar gedaan heeft.
Ik leg uit hoe ik de godsdienstvrijheid zie. Ik ben een verdediger van dat grondrecht. Maar ook een pleitbezorger: dat als je die vrijheid uitoefent, dat ook gepaard gaat met een grote mate van verantwoordelijkheid. Ik ga geen oordeel uitspreken over mensen die dit op een andere manier interpreteren dan ik. Maar ik heb wel regelmatig moeten uitleggen aan mensen die niet zoveel meer op hebben met geloven en religie, waarom kerken zo’n bijzondere positie hebben. Daar moeten we óók mee rekenen.
De erkenning van vrijheid van godsdienst is altijd het uitgangspunt geweest: de minister grijpt niet in achter de deur van de kerk. Maar dat betekent dat de verantwoordelijkheid bij ons als kerken ligt. Het virus maakt geen onderscheid of je wel of geen christen bent. Je moet dus je verantwoordelijkheid nemen voor de gezondheid van mensen. En je moet rekening houden met solidariteit met de rest van de samenleving.”
Binnen reformatorische kerken klonk met regelmaat de vraag of de overheid wel voldoende de waarde en noodzaak ziet van de fysieke, zondagse erediensten.
„De overheid ziet dat absoluut. Maar ik zou de wedervraag willen stellen. Heeft men in die kringen wel voldoende zicht op wat er op zo’n moment speelt in de samenleving en welk beeld volle kerken daar oproepen?
Ik ben zelf een gelovig mens, dus ik heb alle begrip voor mensen die zeggen: Ik sta droog, want ik ben al lang niet naar de kerk geweest, ik heb dat geestelijk voedsel nodig. Ik ben theoloog genoeg om te weten dat als je in bepaalde kringen niet twee keer op zondag naar de kerk gaat, de week dan niet goed begint. Ik vind ook dat een samenleving daar begrip voor moet kunnen opbrengen.
Maar weet je, het is nogal een tijd geweest van grote beperkingen op velerlei terrein. En de een voelt dit als essentieel voor zijn leven en de ander dat. De kunst is dat je daar op een verstandige manier mee omgaat.”
U had wel het idee dat minister Grapperhaus invoelde met de situatie van kerken?
„Met groot respect heb ik zijn optreden als minister van Eredienst gezien. Hij voelt zich verbonden met die wereld, had ook begrip voor de pijn die dit voor bepaalde groepen kerkgangers opriep. Maar vroeg van hen ook begrip en verantwoordelijkheid.
Het is heel belangrijk in deze tijd dat zo iemand nog een beetje verstand heeft van hoe het ook alweer zit met de verhouding tussen kerk en staat. Ik kom heel wat mensen tegen die zeggen: Wat zijn jullie nu anders dan een theater, bioscoop of vereniging? Met Yoeri Albrecht voerde ik een discussie op de radio, omdat hij van debatcentrum De Balie een kerkelijke gemeenschap wilde maken, zodat zij ook bij elkaar konden komen. Toen zei ik: Dan kom je van een koude kermis thuis, want juist de kerken hebben in groten getale gezegd: voorlopig even niet.”
Een deel van de kerken zei: Dit is het moment waarop we God meer gehoorzaam moeten zijn dan de mensen.
„Ik kan me voorstellen dat er tijden in een samenleving of mensenleven zijn, waarin de kerk een verzetskerk moet zijn. Maar in dit geval zou ik dat nooit gedaan hebben. Ik kan me belangrijker, spannender momenten indenken waarvan ik zou zeggen: Dit is het moment waarop ik even niet de overheid volg.”
In het RD-onderzoek onder kerkenraden schreef een van de ambtsdragers: Soms had ik het gevoel dat het CIO meer de overheid vertegenwoordigde richting de kerken, dan de kerken richting de overheid. Begrijpt u wat hij bedoelt?
„Ik heb die uitspraak een aantal keer gehoord, maar ik ontken dat. Ik heb alleen nooit kunnen en willen zeggen: Meneer de minister, al zit heel Nederland op slot, ik vind dat er 600 mensen bij elkaar moeten kunnen komen in de kerk.
Ik heb helemaal niet het idee dat ik aan de leiband van de overheid gelopen heb. We hebben als CIO geluisterd naar wat er in de samenleving aan de hand is. We hebben gezien dat er respect is voor de vrijheid van kerken, maar ook daarin onze verantwoordelijkheid genomen. Dat niet iedereen daar blij mee is, ja, dat kan ik me voorstellen.”
U stond zelf als predikant ook voor lege kerken?
„Een aantal keer per jaar ga ik voor in een dienst. Daar ben ik altijd de waarde van blijven inzien. Ik ben niet iemand die elke week naar de kerk gaat, maar ik heb daar een heel duidelijke band mee, ik vertegenwoordig dat ook met hart en ziel.
Ik preekte ook voor kerken met een enkele ambtsdrager en een technicus. Je mist de gemeente, je mist de samenzang. Je mist het gezamenlijke stil gebed, waarin iedereen met zijn of haar gedachten bij de Eeuwige is. Ik ben blij dat het niet altijd zo hoeft. Maar het is wel te doen. Ik geloof dat de Heilige Geest inmiddels de digitale snelweg ook wel ontdekt heeft. Als ik op zondagmorgen niet in de gelegenheid ben naar de kerk te gaan, zet ik ook mijn favoriete dominee weleens aan. Ja, het is anders, maar ik kan het wel hebben.”
Denkt u dat de rol van het CIO blijvend veranderd is door de crisis?
„Ons adres is bekender dan voor de crisis. We hebben daar intern ook wel over gesproken en gezegd: deze verantwoordelijkheid komt op ons pad, daar moeten we dan ook niet voor weglopen.
We hebben nu een paar keer overlegd met de nieuwe minister van Eredienst, Dilan Yeşilgöz. Binnenkort maak ik samen met een paar CIO-leden nader kennis met haar. Ik heb alle reden te veronderstellen dat zij zich goed bewust is van haar verantwoordelijkheid, ze maakt een goede indruk. Ze zal haar eigen accenten weer leggen, dat gaan we ontdekken.”
Hoe zag u de kracht van kerken tijdens de crisis?
„Op talloze manieren. Kerken en diaconieën speelden een belangrijke rol in het omzien naar elkaar, toen alles dicht zat. Dat is ook zo belangrijk in een omgeving waarin mensen zich afvragen wat de kerk anders is dan een theater. Dat men ziet dat de kerk de voeding is van waaruit christenen leven, naar de ander kijken, troost en bemoediging vinden. Ik hoop dat de samenleving dat niet vergeet.”