OM eist 12 jaar cel tegen Afghaanse gevangeniscommandant
Voor de rechtbank in Den Haag heeft het Openbaar Ministerie donderdag twaalf jaar cel geëist tegen de 76-jarige Afghaan Abdulrazaq R. Volgens justitie is de man in werkelijkheid Abdul Razaq A., in de jaren tachtig gevreesd commandant van de Pul-e-Charkhi gevangenis in de Afghaanse hoofdstad Kabul. In die hoedanigheid zou hij zich jarenlang schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdrijven.
Onder het toenmalig communistisch regime zaten in de Pul-e-Charkhi veel politieke gevangenen vast. Zij werden veelvuldig gemarteld en er vonden na schijnprocessen executies plaats. Martelingen en executies waren aan de orde van de dag, de omstandigheden waren erbarmelijk en mensonterend, zo schetste het OM. Verdachte R. (hij is onder zijn vermoedelijk valse naam gedagvaard) zou als functionaris van de staatsveiligheidsdienst een sleutelrol in de wrede praktijken hebben gespeeld.
R. vluchtte in 2001 met zijn gezin naar Nederland, kreeg asiel en verwierf de Nederlandse nationaliteit. Volgens het OM staat vast dat hij toen „bewust heeft gepoogd onder de radar te blijven” door een valse naam (R.) aan te nemen en is „zonneklaar” dat hij in werkelijkheid Abdul Razaq A. is, de wis- en natuurkundeleraar die zich heeft ontpopt tot berucht gevangeniscommandant. Bewijs daarvoor is onder meer geleverd in afgeluisterde gesprekken in de woning van R. in Kerkrade, voorafgaand aan zijn arrestatie in november 2019.
Het Team Internationale Misdrijven (TIM) van politie en justitie in Nederland deed al jaren onderzoek naar de geheime diensten van Afghanistan. In het voorjaar van 2012 begon het TIM zich te concentreren op de voormalig gevangeniscommandant, nadat de aanwijzingen zich opstapelden dat hij zich in Nederland ophield. In de loop van het onderzoek hoorde het team 24 getuigen, in negen verschillende landen. „Een soort dictator”, zo hebben zij de verdachte omschreven, „het brein achter de mishandelingen en martelingen.”
De officier van justitie zei dat het strafproces in Nederland voor de slachtoffers „belangrijk” is, maar ook „een schrale troost”. Het zou hen geholpen hebben als de verdachte zijn daden zou erkennen, aldus de officier, maar hij koos er vanaf het allereerste moment voor het tegendeel te doen.
R. verscheen donderdag niet in de rechtszaal. Woensdag, op de eerste dag van het proces, was hij wel aangevoerd, maar kon of wilde hij geen vragen beantwoorden. Hij zei dat hij zich niets meer kon herinneren, ook zijn naam niet, of wie hij was. Zijn advocaten beginnen vrijdag aan hun uitvoerige pleidooi.