Kabinet: actie nodig om nieuwe tekorten asielopvang te voorkomen
Als er niet snel nieuwe overeenkomsten met gemeenten en provincies worden gesloten over de asielopvang, dreigen er in het voorjaar nieuwe tekorten te ontstaan. Dat schrijven ministers Hanke Bruins Slot (Binnenlandse Zaken), Hugo de Jonge (Ruimtelijke Ordening) en staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel) aan de Tweede Kamer.
Voor 2022 zijn er 42.000 opvangplekken nodig voor asielzoekers. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) verwacht dat die eind deze maand beschikbaar zijn, maar vanaf volgende maand loopt een aantal overeenkomsten voor tijdelijke locaties al weer af. Eind maart zou er een tekort zijn van 2500 plekken, en dat zou tot 1 juli zelfs oplopen tot 8000 plekken.
„Het is daarom van belang dat aflopende bestuursovereenkomsten, ook van noodopvanglocaties, worden verlengd”, schrijven de bewindslieden. „Als verlenging niet mogelijk is, is vervanging van die capaciteit nodig.”
Het kabinet vraagt speciale aandacht voor de opvang van alleenstaande minderjarige vluchtelingen (amv’s). Er is nu al sprake van een „acuut tekort aan opvangplekken” voor 400 amv’s. Dat zou aan het einde van dit jaar oplopen tot 550.
„Dat betekent dat amv’s nu soms met volwassen asielzoekers worden opgevangen en niet de juiste begeleiding krijgen. Dit is een zeer onwenselijke situatie voor deze toch al kwetsbare groep.” Provincies worden gevraagd elk een amv-locatie met minstens vijftig plekken te regelen, vóór 1 april.
Vorig jaar ontstond er ook al een groot tekort aan opvangplekken, onder meer door de grotere instroom uit Afghanistan nadat de Taliban daar de macht hadden gegrepen. Van der Burgs voorganger Ankie Broekers-Knol gaf een aantal gemeenten daarom een „aanwijzing” om plekken te creëren. Die term heeft een juridische lading, en de gemeenten dachten dan ook dat het om een verplichting ging. Broekers-Knol moest uiteindelijk erkennen dat het „geen aanwijzing in juridische zin” betrof. De brief waarin ze dat erkende werd verstuurd op de dag dat het nieuwe kabinet werd beëdigd.
De bewindslieden schrijven in de brief dat ze de „onduidelijkheid die dat heeft veroorzaakt” betreuren. „De term ‘aanwijzing’ willen wij in een dergelijke situatie niet meer op deze wijze gebruiken.”