Het verbod op ongerichte gokreclames moet dit keer echt van de grond komen
Waar in de vorige kabinetsperiodes vooral de risico’s bepalend zijn geweest voor de invulling van het gokbeleid, acht ik thans een meer eigentijdse benadering van dit beleidsveld wenselijk, schreef toenmalig VVD-staatssecretaris Fred Teeven in april 2011 aan de Tweede Kamer. Het resultaat van die benadering was een nieuwe gokwet, die na langdurig parlementair debat op 1 april vorig jaar in werking trad. Als gevolg daarvan hebben elf gokbedrijven sinds 1 oktober een vergunning voor het aanbieden van internetgokspelen.
Gelikte reclames die met name jongeren en andere kwetsbare groepen verleiden een gokje te wagen, zijn sindsdien niet van de lucht. ChristenUnie-Kamerlid Don Ceder hield de stand bij voor de maand december. Hij turfde alleen al op tv 11.237 commercials, dus radio en internet nog niet meegerekend. Dat zijn er schrikbarend veel.
Deze stortvloed aan reclame baart een meerderheid van de Tweede Kamer zorg. Terecht, het aantal uren dat Nederlanders op kansspelwebsites doorbrengen, is sinds 1 oktober flink gestegen. Binnen afzienbare tijd zal het huidige aantal van elf vergunninghouders bovendien verder toenemen, mogelijk zelfs verdubbelen. Van gokbedrijven die zich in het verleden niet aan de wet hebben gehouden, werd de vergunningsaanvraag destijds bij wijze van straf namelijk opgeschort tot omstreeks 1 april. Die straftijd is dus bijna voorbij.
Het is dan ook begrijpelijk dat de Tweede Kamer naarstig naar de noodrem zoekt. Daarbij rijst wel een probleem. Een oproep van GroenLinks om een algeheel reclameverbod in te stellen, haalde destijds bij het behandelen van de gokwet geen meerderheid. Het parlement ging ervan uit dat het opnemen van wat voorwaarden in lagere regelgeving zou volstaan om schadelijke reclame-uitingen in te perken. En anders was er toch altijd nog de Mediawet, die bepaalt dat risicovolle reclame pas na 21.00 op de buis mag worden gebracht?
Anders gezegd, de bestaande instrumenten om de gokmarkt te beteugelen, zijn van elastiek, een paardenmiddel is er niet en daar is de volksvertegenwoordiging zelf debet aan.
Inmiddels heeft de Tweede Kamer de pas aangetreden minister voor Rechtsbescherming, Frank Weerwind (D66), opgedragen alsnog te zorgen dat er een reclameverbod komt. Donderdag toonde die zich ietwat gepikeerd; moet hij nu als een loopjongen van de Kamer haar werk over gaan doen?
Hoe dan ook heeft hier te gelden: Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald. Wachten tot de verslavingszorg straks overuren maakt, is geen optie. Dat laat onverlet dat al de politieke partijen die destijds meenden dat de gokwet het wel zonder noodrem kon stellen en nu blijkbaar het licht zien zich best wat meer mogen realiseren dat zij mét de regering onderdeel zijn van de wetgevende macht. Er is niets wat hen let het heft in eigen handen te nemen. En al dan niet met het schaamrood op de kaken zelf werk te maken van een spoedreclameverbod.