Getransplanteerde lever bij kind blijft vaak decennialang werken
Kinderen die een levertransplantatie krijgen, kunnen met het nieuwe orgaan vaak tot ver in hun volwassen leven vooruit. Uit onderzoek van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) blijkt dat de helft van de kinderen die de afgelopen decennia een nieuwe lever kregen, die na 31 jaar nog altijd had. De onderzoekers analyseerden gegevens over meer dan 16.000 transplantaties bij kinderen.
Bij de andere helft van de onderzochte patiënten ging de nieuwe lever minder lang mee, maar ook in die groep waren de meesten nog in leven. Zij hadden na verloop van tijd wel een tweede transplantatie nodig.
Voor hoogleraar Kindergeneeskunde Henkjan Verkade en transplantatiechirurg Ruben de Kleine is de conclusie dat „een levertransplantatie voor een kind tegenwoordig weer echt een nieuw leven betekent”. Volgens Verkade vieren veel gezinnen na een levertransplantatie jaarlijks de transplantatiedag, als een tweede verjaardag.
Als zich complicaties voordoen, gebeurt dat vooral in het eerste jaar. Van de kinderen die na die periode hun getransplanteerde lever nog hebben, heeft de helft die na 41 jaar nog steeds. Na een transplantatie moeten patiënten hun leven lang medicijnen slikken, onder meer om afstoting te voorkomen.
Uit het onderzoek blijkt verder dat bij een steeds groter deel van de transplantaties een levende donor een stuk van de eigen lever afstaat om een kind te helpen. In Nederland gaat het inmiddels om meer dan de helft van de gevallen. „Dit heeft vooral te maken met het grote tekort aan donororganen”, aldus het UMCG. Het ziekenhuis legt uit dat het extra moeilijk is om een geschikte lever te vinden voor kinderen, want een lever van een overleden persoon die orgaandonor is moet niet alleen van goede kwaliteit zijn, maar ook nog passen.