Dat bleek woensdag uit het Smart Proteïn Plant-based Food Sector Report, gefinancierd door de Europese Unie. De tien onderzochte landen zijn Oostenrijk, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Polen, Roemenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

Gemiddeld noemt 30 procent van de geënquêteerden zich flexitariër. Nederland staat bovenaan, daarna volgen Roemenië (40 procent) en Oostenrijk (35 procent). In het Verenigd Koninkrijk zijn met 23 procent de minste flexitariërs te vinden.

Nederland telt met 48 procent de minste omnivoren, mensen die veel vlees eten, in ieder geval dagelijks. De meeste vleeseters zijn te vinden in Polen (68 procent) en Italië (67 procent).

Bijna de helft (46 procent) van de Europese consumenten eet nu minder vlees dan een jaar geleden, nog eens 39 procent is van plan zijn vleesconsumptie in de komende zes maanden te verminderen. Een kwart van de Europeanen is van plan het komende half jaar meer hamburgers en worstjes op plantaardige basis te eten. Nederland en Spanje lopen met 28 procent voorop in die voornemens.

De prijs is voor ruim de helft van de Europeanen de belangrijkste barrière om meer plantaardige voeding te eten. Ook gebrek aan informatie en keuze bij het uit eten gaan spelen een rol.

De helft van de 7578 respondenten zou zijn vleesconsumptie beperken als hun arts dat zou aanbevelen, 58 procent denkt dat het consumeren van grote hoeveelheden vlees ernstige gezondheidsproblemen kan veroorzaken.

Als wereldwijd 10 procent van de mensen zou overschakelen van vlees op een plantaardig dieet, zou de uitstoot van CO2 met 176 miljoen ton per jaar verminderen. Om zo’n uitstoot te compenseren zijn zo’n 2,7 miljard bomen nodig. Dat berekende de Blue Horizon Corporation in samenwerking met accountantsbedrijf PricewaterhouseCoopers (PwC) vorig jaar. Wereldwijd stijgt vleesconsumptie nog ieder jaar.