Spanningsveld rond principe en traditie bij reformatorische christenen
Nederland verandert, maar geldt dit niet voor de gereformeerde gezindte? Blijft daar alles bij het oude of verschuiven de standpunten en gewoonten? Uit onderzoek van het Reformatorisch Dagblad blijkt dat er wel degelijk een spanningsveld is rond principes en tradities.
Welke ontwikkelingen zijn er te zien in de gereformeerde gezindte? Wat is principe en wat traditie? Dat is de onderliggende vraag bij een enquête die het Reformatorisch Dagblad voor de zomervakantie hield onder zijn achterban. Klemmende vraag is of er onder reformatorische christenen, net als bij allerlei andere groepen, sprake is van erosie van principes en daarmee samenhangend van ontzuiling.
Dit onderzoek is deels een herhaling van eerdere, vergelijkbare enquêtes. Het gaat daarbij met name om het onderzoek ”Bewaar het pand”, waarop oud-RD-hoofdredacteur dr. C. S. L. Janse in 1981 promoveerde, en de herhaling van dit onderzoek in 1998.
In totaal deden dit keer 2941 mensen mee. Uit hun beantwoording van de vragen kan een reëel beeld gedestilleerd worden van wat de mening is van reformatorische christenen over een groot aantal belangrijke vragen rond principes en tradities.
Deze introductie is een begin van een serie waarin tal van deelonderwerpen nader belicht zullen worden. Met relevante gesprekspartners en met gewone kerkleden zullen de resultaten worden besproken. Dit inleidende artikel is bedoeld om een aantal belangrijke trends te belichten.
Kerkelijke binding
De meerderheid van de RD-lezers (62 procent) is lid van de kerk waarin zij is opgegroeid. Bijna 15 procent veranderde van kerk door huwelijk of verhuizing. Iets meer (17 procent) maakte de overstap naar een andere kerk omdat ze moeite had met de prediking of zich niet meer thuis voelde in de kerk van haar ouders.
Jongeren blijken overigens aarzelender te staan tegenover hun eigen kerk. Ruim 21 procent van de min 35’ers zegt alleen lid te kunnen zijn van zijn eigen kerk. Bijna de helft van hen (49 procent) denkt zich ook in een andere kerk thuis te kunnen voelen.
De maatregelen vanwege de coronapandemie blijken, zoals door velen verwacht, hun impact te hebben op de kerkelijke binding. Van alle lezers zegt 39 procent dat de band met de eigen gemeente daardoor losser is geworden.
Hoewel de meerderheid van de lezers nog trouw is aan haar kerk, maakt 53 procent van alle ondervraagden zich wel zorgen over ontwikkelingen binnen het eigen kerkverband. Belangrijkste zorgpunten van deze ‘bezwaarden’ zijn: de polarisatie (36 procent), de prediking (39 procent), het geestelijk leven (47 procent) en vooral de verwereldlijking (56 procent). De algemene zorg ligt bij de verschillende leeftijdsgroepen boven de 35 jaar op een bijna gelijk percentage.
Opvallend is wel dat 65 procent van de jongeren beneden de 24 jaar het geestelijk leven als belangrijkste zorgpunt noemt. Een even groot deel van de jongeren maakt zich zorgen over de verwereldlijking van de levensstijl. Dat staat in contrast met de lezers boven de 75 jaar. In die groep houdt dit thema 45 procent bezig.
Toch zegt 51 procent dat ze zich in geen andere kerk thuis zou voelen. Een mogelijke factor is dat ondanks de zorg over polarisatie 72 procent zegt kerkelijke leerverschillen belangrijk te vinden. Daarbij is er nauwelijks verschil tussen jongeren en ouderen, waarbij wel valt te constateren dat ouderen op dit punt minder strak vasthouden aan eigen leerpunten dan jongeren.
Wel is het opvallend dat bijna 61 procent zegt dat men door ontmoetingen in het buitenland de eigen kerkelijke tradities minder belangrijk is gaan vinden.
Dergelijke ontwikkelingen baren verschillende respondenten zorgen. Zij wijzen er in een reactie op dat de gereformeerde gezindte afglijdt. „Er is veel erosie van binnenuit en daar komt helaas wettelijke of evangelische vroomheid voor terug.”
Bij de waarschuwing tegen verwereldlijking wordt door verschillende respondenten aangegeven dat „we moeten vasthouden aan Gods Woord.” „Leer en leven lijken vaak te veel gescheiden te zijn.”
Bijbelvertaling
In de achterliggende decennia is binnen de gereformeerde gezindte het verschil in waardering voor de diverse Bijbelvertalingen pregnanter geworden. Rond de eeuwwisseling werd de Statenvertaling binnen de reformatorische kring algemeen gebruikt. Door het verschijnen van de volledige editie van de Herziene Statenvertaling wordt er binnen de gereformeerde gezindte, zeker op het grondvlak, verschillend gedacht over de vraag welke vertaling men wil gebruiken. Dat geldt ook voor kerken die officieel vasthouden aan het gebruik van de oorspronkelijke Statenvertaling.
Van de RD-lezers is 55 procent voor handhaving van de Statenvertaling, waarbij de jongere lezers van het RD (beneden de 24 jaar) nadrukkelijker aan die vertaling willen vasthouden dan ouderen, 67 tegen 54 procent. Voor 39 procent van alle lezers is het argument dat dit de meest betrouwbare vertaling is; 9 procent zegt dat eventuele invoering van een andere vertaling verdeeldheid brengt. Zo’n 7 procent stelt dat de verheven taal van de Statenvertaling het meest recht doet aan de oorspronkelijke tekst.
Daar staat tegenover dat 15 procent van mening is dat de taal van de Statenvertaling zodanig is verouderd dat ze vandaag de dag niet meer wordt begrepen. Van alle lezers kiest 22 procent voor de Herziene Statenvertaling.
Bijbelgebruik
De Bijbel neemt voor reformatorische christenen nog steeds een belangrijke plaats in. Veruit de meeste reformatorische christenen (93 procent) lezen dagelijks in de Bijbel. Daarnaast gebruikt ruim 62 procent van hen ook iedere dag een dagboek.
In de achterliggende tien jaar is binnen christelijke kring veel gediscussieerd over vragen rond schepping en evolutie. Toch blijkt dat onder reformatorische christenen maar beperkt van invloed te zijn geweest op het denken over de verhouding gezag van de Bijbel versus de wetenschap. De historische betrouwbaarheid van de Bijbel staat binnen de gereformeerde gezindte nauwelijks ter discussie. Van de lezers is 95 procent het eens met de stelling dat ondanks de resultaten van wetenschappelijk onderzoek de betrouwbaarheid van de Bijbel vaststaat. Goed 3 procent is het daarmee oneens. Dit laatste percentage is in bijna alle leeftijdscohorten gelijk. Alleen onder lezers met een universitaire opleiding ligt dit percentage op ruim 9 procent.
Wel zegt 75 procent van de ondervraagden dat er in prediking en pastoraat meer aandacht moet worden gegeven aan de manier waarop men het geloof verdedigt jegens andersdenkenden. Van alle lezers vindt 50 procent het lastig om zijn geloofsopvattingen te verdedigen tegenover andersdenkenden. Dat betekent dat apologetiek een grotere plaats moet krijgen.
Ambtelijk gezag
Ambtsdragers en vooral predikanten nemen binnen de gereformeerde gezindte nog altijd een belangrijke plaats in. Voor 50 procent van de lezers is een dominee een man met gezag. Inderdaad een man. Voor 85 procent is de vrouw in het ambt namelijk onaanvaardbaar; 10 procent vindt dat dit wel toegestaan moet worden.
Vanwege de gezagspositie van een predikant vindt 72 procent dat men als gemeentelid hem niet bij zijn voornaam moet noemen. Bij lezers met een hbo-opleiding of universitaire scholing ligt dat overigens lager, gemiddeld op 58 procent. Er dient dus volgens de meerderheid gepaste afstand te zijn. Voor 17 procent van de lezers is die afstand echter te groot en 6 procent zegt dat de predikant hem of haar niet begrijpt. Bij jongeren onder de 24 jaar ligt dit laatste het hoogste, op 11 procent.
Anderzijds denkt een belangrijk deel van de gemeenteleden positief over hun dominee. 27 Procent ziet hem als een voorbeeld en 21 procent beschouwt zijn predikant als zijn maatje.
Huwelijk
Binnen de gereformeerde gezindte ziet veruit de meerderheid het huwelijk nog steeds als een levenslange verbintenis tussen één man en één vrouw. Voor de helft van de lezers (51 procent) is scheiden absoluut geen optie. Bijna 39 procent vindt dat dit vanwege de gebrokenheid van de schepping een realiteit is die men helaas moet accepteren. Opvallend is dat van de lezers beneden de 45 jaar bijna 35 procent geheel afwijzend tegenover scheiding staat, terwijl dat percentage bij de 65-plussers op 18 procent ligt. Mogelijk dat ouderen door de ervaringen in het leven tot een minder afwijzend standpunt zijn gekomen.
Mensen die schuldloos zijn gescheiden moeten volgens 86 procent van de lezers een volwaardige plaats in de gemeente hebben; 5 procent vindt dat beslist niet. Ook hier blijken 65-plussers eerder bereid om schuldloos gescheiden mensen die volwaardige plaats te geven dan jongeren.
Veruit de meerderheid kiest voor een traditionele rolverdeling tussen man en vrouw. Goed 83 procent vindt dat de primaire verantwoordelijkheid van een moeder ligt bij de zorg voor het gezin. Dit is het standpunt in alle leeftijdsgroepen. Opvallend is dat meer vrouwen (87 procent) dat standpunt huldigen dan mannen (81 procent). Wel zegt 55 procent van de ondervraagden dat het goed is dat de vader minstens een dag per week de kinderen zorgt. Van de lezers is 25 procent het daarmee oneens en 19 procent neemt er geen standpunt over in.
Tegelijk zegt 65 procent van de lezers dat in de huidige maatschappij vanwege de financiële lasten er niet aan valt te ontkomen dat moeders een betaalde baan buitenshuis hebben.
Gezinsvorming
Twee derde van de lezers (66 procent) constateert dat de waardering voor grote gezinnen binnen reformatorische kerken is afgenomen. Werd voorheen bij een gezin van acht of meer kinderen gesproken over een groot gezin, nu heeft men het er al bij vijf kinderen over. Opvallend is dat 22 procent van de lezers zegt geen uitspraak te willen doen over de afnemende waardering voor grote gezinnen.
Als het gaat om gezinsplanning, wijst een derde (33 procent) het gebruik van voorbehoedmiddelen helemaal af. Daar staat tegenover dat 48 procent van de lezers vindt dat het gebruik van deze middelen (tot op zekere hoogte) verantwoord is. Mannen lijken op dit punt iets uitgesprokener te zijn dan vrouwen. Met de stelling: ”Bij gezinsplanning is het gebruik van voorbehoedmiddelen verantwoord” is 23 procent van de mannen het helemaal eens, tegenover 18 procent van de vrouwen.
Als het gaat om de verschillende leeftijdscategorieën zegt 31 procent van de jongeren beneden de 24 jaar dat het gebruik van voorbehoedmiddelen aanvaardbaar is. Dat ligt duidelijk hoger in de daarop volgende leeftijdscategorieën: 25 tot 34 jaar: 50 procent; 35 tot 44 jaar: 52 procent en 45 tot 54 jaar 37 procent.
Homoseksualiteit
Over de acceptatie van homoseksualiteit is de laatste twintig jaar in de samenleving veel discussie geweest. Die is de gereformeerde gezindte niet voorbij gegaan.
Ruim 90 procent van de lezers vindt dat homoseksuelen die celibatair leven een volwaardige plaats in de gemeente moeten hebben. Bijna 5 procent vindt dat niet. Alleen de groep lezers boven de 85 jaar denkt daar iets anders over. Daar vindt ruim 11 procent dat deze homoseksuelen geen volwaardige plaats moeten hebben.
Materialisme
Bijna alle lezers (95 procent) vinden dat materialisme binnen de gereformeerde gezindte sterk aanwezig is. Minder dan 1 procent is van mening dat dit niet het geval is. Daarbij zegt 41 procent een tiende van het eigen inkomen te geven aan goede doelen. Vooral 65-plussers doen dit (60 procent), terwijl 66 procent van de lezers onder de 45 jaar zegt minder dan 10 procent van zijn inkomen te kunnen geven. Een verklaring is mogelijk dat deze groep vooral in de dure jaren van het leven zit.
Als het gaat om verantwoorde besteding van het geld en het leren om duurzaam om te gaan met de schepping zegt 96 procent van de lezers dit belangrijk te vinden. Daarbij is er nauwelijks onderscheid tussen de diverse leeftijdsgroepen of het opleidingsniveau.
Organisaties
Binnen de gereformeerde gezindte bestaan op allerlei terreinen eigen organisaties. Van de lezers ziet 85 procent dit als een zegen. De meerderheid steunt ook een of meer van deze organisaties, hetzij door lidmaatschap (71 procent) of door donatie (78 procent). Jongeren en ouderen verschillen nauwelijks daarin. Andere vormen van betrokkenheid zijn duidelijk minder. Van de lezers zegt 24 procent bijeenkomsten van reformatorische organisaties bij te wonen en 26 procent doet een vorm van vrijwilligerswerk daarvoor.
Naarmate men ouder wordt, neemt het bijwonen van bijeenkomsten af. Van de jongeren beneden de 24 jaar doet 36 procent dit; in de leeftijdsgroep 55 tot 74 jaar ligt dit op 20 procent. Als het gaat om vrijwilligerswerk ligt dat juist andersom. Van de jongeren is 22 procent op deze manier actief, bij de 55-plussers tot 74 jaar is dat 28 procent.
In een toelichting wordt door verschillende ondervraagden benadrukt dat het heel belangrijk is dat er in de gereformeerde gezindte goed wordt samengewerkt. „We moeten elkaar vasthouden in deze tijd.” Daarnaast wordt er ook gesteld: „Ik denk dat wij onze zuil moeten waarderen en steunen, maar tegelijkertijd moeten we ook meer open in de cultuur durven te staan.”
Ten aanzien van de principiële koers van reformatorische organisaties heeft een kleine meerderheid zorgen. Goed 52 procent van de lezers vindt dat ze de neiging hebben om losser om te gaan met de principiële uitgangspunten. Van de 65-plussers maakt 64 procent zich daar druk om, terwijl bij de lezers onder de 45 jaar bijna 48 procent dat doet.
Reformatorisch onderwijs
Bijna tweederde van de RD-lezers kiest voor reformatorisch onderwijs als er keus is tussen een algemeen christelijke school of een reformatorische. Opvallend is dat 30 procent van de universitair geschoolden dat niet zou doen, terwijl van de groep ouders die maximaal vmbo hebben gevolgd nog geen 15 procent hen daarin zou volgen.
Over het toelatingsbeleid van reformatorische scholen zegt 70 procent van de ondervraagden dat deze scholen alleen kinderen moeten toelaten van ouders die de grondslag onderschrijven. Ook op dit punt zijn mensen met een hbo-opleiding of universitaire scholing vrijer dan de vaders en moeders die maximaal vmbo hebben gevolgd.
Nieuwe doordenking
Uit het onderzoek blijkt dat de gereformeerde gezindte in beweging is. Gaat het de verkeerde kant op? Worden principes en tradities uitgehold of vragen de maatschappelijke ontwikkelingen om een nieuwe doordenking en een eigentijdse invulling van Bijbelse standpunten en opvattingen? Dat roept de vraag op over de onveranderlijkheid van principes en tradities. Soms wordt gezegd: „Voor principes ga je door het vuur.” Voor tradities doe je dat minder snel. Maar zij hebben zeker hun waarde. Wel kunnen ze gaande de tijd aangepast (moeten) worden, uitslijten of zelfs een stille dood sterven.
In het licht van de maatschappelijke veranderingen en de ontwikkelingen in de gereformeerde gezindte is het belangrijk om te kijken wat de principes en tradities voor reformatorische christenen anno 2021 moeten betekenen. In de vervolgverhalen gaan we op zoek naar antwoorden.
Serie: Principe of traditie?
Een serie over ontwikkelingen in de gereformeerde gezindte. Dinsdag de tweede aflevering: de Bijbel.