Het tweetal doodde in oktober 2003 hun pasgeboren baby en gooide deze daarna in het water langs de Bierkade in Den Haag. Een halfjaar later werd het lijkje pas gevonden.

De rechtbank achtte bij Xhalid A. het medeplegen van moord bewezen en bij Doenja K. het medeplegen van kinderdoodslag. Het openbaar ministerie had tegen A. negen jaar cel geëist. De straf voor K. was gelijk aan de eis.

De rechtbank vond dat uit het onderzoek onvoldoende was gebleken dat K. voor de bevalling al van plan was het kind te doden en sprak haar daarom vrij van kindermoord. Bij A. achtte de rechtbank moord bewezen omdat tussen de verschillende handelingen die het tweetal deed om het kind te doden, telkens overleg plaatsvond op welke wijze dat moest gebeuren.

Doenja K. kreeg naast de celstraf ook TBS opgelegd. Uit onderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC) was gebleken dat zij aan een borderline-persoonlijkheidsstoornis lijdt en niet kan omgaan met onzekere situaties. Het PBC achtte haar daarom verminderd toerekeningsvatbaar.

De 20-jarige K. en de 19-jarige A. zeiden twee weken geleden voor de rechtbank dat zij na de geboorte van de baby in paniek raakten. In eerste instantie probeerden ze het kind „mond te snoeren” door doeken tegen haar gezichtje te houden. Vervolgens probeerde K. het nekje om te draaien. Toen dat niet lukte, stak ze de baby twee keer in de keel. A. gaf daarbij het mes aan.