Binnenland

„Ik krijg onvoorstelbaar veel respect”

Tineke Burghout-Verheij (35) uit Veen treft meer dan eens patiënten vloekend in hun bed aan. Ze deinst er niet voor terug collega’s haar bezwaren tegen euthanasie uit te leggen. Juist daarom zou de enige protestants-christelijke verpleegkundige van het Carolusziekenhuis te ’s-Hertogenbosch haar baan niet snel willen opgeven.

Ewout van der Staaij
26 November 2004 11:30Gewijzigd op 14 November 2020 01:55
VEEN – Tineke Burghout Verheij: „Als ik niet voor mijn mening uitkom, doe ik mezelf, mijn naaste en bovenal de Heere er tekort mee.” Foto William Hoogteyling
VEEN – Tineke Burghout Verheij: „Als ik niet voor mijn mening uitkom, doe ik mezelf, mijn naaste en bovenal de Heere er tekort mee.” Foto William Hoogteyling

„Ik ben best beschermd opgevoed. Via het Driestar College, de Sara Nevius en het Haagse Bronovo-ziekenhuis kreeg ik in 1996 werk in dit ziekenhuis. Tijdens het eerste sollicitatiegesprek kwam mijn christelijke achtergrond ter sprake en dat ik daarom nooit zou meewerken aan zaken zoals abortus en euthanasie. Dat was geen enkel punt van discussie, omdat ik had gesolliciteerd naar een baan op de short-stayafdeling. Daar verblijven patiënten hooguit enkele dagen en heb je dus weinig met euthanasie te maken. Iedereen vond het prima dat ik vasthield aan mijn eigen standpunten.

Op een gegeven moment ben ik overgestapt naar de afdeling cardiologie. Er is toen niet meer gesproken over mijn principes. Ik vergeet nooit dat ik kennismaakte met mijn collega’s. Een van hun eerste vragen was: „Kom jij uit Veen, dat zwartekousengat?” Ik heb toen wat verteld over mijn achtergronden. Dat was best moeilijk.

Achteraf gezien betekende die tijd voor mij een ommekeer. Ik werd voor het eerst echt met mezelf geconfronteerd. Wat geloofde ik nu werkelijk? Wat betekende het geloof voor mij persoonlijk? Hoe kon ik dat allemaal goed verwoorden? Als ik in een christelijk ziekenhuis was gebleven, had ik waarschijnlijk nooit over die vragen nagedacht. Ik ben hier de enige werknemer met een reformatorische achtergrond. Daarom is het werken hier voor mij erg verrijkend. Ik ben daardoor meer dan ooit het voorrecht gaan beseffen dat ik op het erf van het verbond ben geboren.

Ik heb met mijn collega’s best veel gesprekken over het geloof. Hoe moeilijk die gesprekken soms ook voor me kunnen zijn. Maar ik krijg onvoorstelbaar veel respect van mijn collega’s. Toch blijft het een voortdurende worsteling om eerlijk voor je mening uit te komen. Neem een onderwerp als de dood. Voordat patiënten sterven, gaat er vaak een lijdensfase aan vooraf. Collega’s en familieleden van een overleden patiënt zeggen dan vaak dat het zo beter is voor de overledene. Ik bemerk een algemeen gedachtegoed dat iedereen naar de hemel gaat. Ik breng dan soms voorzichtig ter sprake dat er een eeuwig wel en een eeuwig wee is. Ik heb een keer meegemaakt dat toen iemand vroeg: „Bedoel jij de hel met het eeuwig wee? Geloof jij daar nog in?”

Hoe langer ik nu verpleegkundige ben, des te makkelijker vind ik het om voor mijn mening uit te komen. De eerste jaren vond ik dat veel moeilijker. Maar als anderen voor hun mening uitkomen, waarom doe ik dat dan niet? Alleen als ik openlijke vijandschap bemerk of er spottende vragen worden gesteld, ga ik er niet op in. Ik wil met respect behandeld worden. Dat is beslist een voorwaarde voor een goed gesprek.

De laatste tijd is een aantal collega’s van mij getrouwd. Ik ben wel naar de recepties geweest. Zodra ze gingen dansen, ben ik opgestapt. Mijn collega’s weten dat dansen niet binnen mijn levensstijl past. Ook tijdens personeelsfeesten gaan ze vaak dansen. Dan ga ik na het eten weg. Ik merk dat mijn leefwereld ontzettend anders is dan die van mijn collega’s. Bij hen draait het om de vraag hoe ze de tijd door moeten komen. Ze praten vooral over kleding, muziek en tv-programma’s. Soms lukt het me een gesprek daarover een bepaalde draai te geven.

Ik moet eerlijk zeggen dat hier wel een cultuur is ontstaan om het iedereen naar de zin te maken. Ik moet ook op zondag diensten draaien, maar ze proberen mij meestal zo in te roosteren dat ik in ieder geval ’s ochtends met mijn gezin naar de kerk kan gaan. Daar hoef ik niet eens zelf om te vragen. Juist daarom doe ik niet moeilijk als mensen toch een keer een zondagdienst met mij willen ruilen.

Er wordt in het ziekenhuis ontzettend veel gevloekt. Soms door patiënten als ze een slecht bericht moeten verwerken. Hun opstand komt er dan echt uit. Meestal zeg ik: „Ik wil best met u praten, maar dan moet u stoppen met vloeken. Daar doet u mij pijn mee.” Soms wordt het dan nog erger. Meestal hebben mensen nauwelijks in de gaten dat ze vloeken.

Ik draag hetzelfde uniform als mijn collega’s en toch vragen mensen soms aan mij of ik christelijk ben. Dat vind ik frappant. Het is in ieder geval belangrijk dat je consequent in je gedrag bent, je afspraken nakomt, netjes je werk doet en in je houding laat zien dat je liefde tot de naasten hebt. Ik zou het ook goed vinden als leerlingen op een reformatorische mbo verplicht stage liepen in een niet-christelijke organisatie. Je kunt dan je vragen terugkoppelen naar de docent. We weten vaak wel dat we anders zijn, maar niet hoe we dat moeten verwoorden.

Ik krijg vragen over wat Pinksteren betekent, of waar Deo volente voor staat. Ik denk dat ik een taak mag hebben in dit ziekenhuis. Als ik niet voor mijn mening uitkom, doe ik mezelf, mijn naaste en bovenal de Heere er tekort mee.”

Christenen moeten uit hun schuilhoeken komen. Die oproep klonk vorige week in deze krant, in het kader van artikelen over tolerantie. Deze week vertellen christenen over hun staan in de maatschappij. Zaterdag deel 5.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer