Rotterdam wil geen extra pijpleiding, einde Warmtebedrijf dreigt
De gemeente Rotterdam ziet niets in een pijpleiding om restwarmte van het havengebied naar Leiden te transporteren. Die zou het Warmtebedrijf Rotterdam van een faillissement moeten redden, maar donderdagavond stemde de gemeenteraad unaniem in met het voorstel van het college om af te zien van deelname aan het project. De financiële risico’s zouden te groot zijn.
Het Warmtebedrijf Rotterdam zorgt er sinds 2006 voor dat restwarmte afkomstig van de Rotterdamse industrie naar de stad wordt gebracht om op een duurzame manier woningen te verwarmen. De gemeente heeft een belang van 88 procent in het bedrijf. Dat leidt al vanaf het begin een kwakkelend bestaan omdat er minder huizen gebruik maken van deze stadsverwarming dan waar van tevoren op werd gerekend.
Om het Warmtebedrijf van een dreigende ondergang te redden zou een nog aan te leggen pijpleiding tussen Rotterdam en Den Haag een afsplitsing naar Leiden krijgen, maar de gemeente vindt dat daar onverantwoorde financiële en juridische risico’s aan zijn verbonden. Het is volgens het stadsbestuur namelijk nog onduidelijk of de verbinding tussen Rotterdam en Den Haag er wel komt. Ook zijn er nog geen harde afspraken met private partijen over hun inleg in het project.
Nu de gemeente afziet van de deelname is de toekomst van het Warmtebedrijf Rotterdam onzeker. „De gemeente Rotterdam is altijd bereid geweest haar bijdrage te leveren aan de toekomst van het Warmtebedrijf”, laat het stadsbestuur weten. „Alle inspanningen ten spijt, het is niet gelukt.”
In 2019 kwam de Rekenkamer Rotterdam al tot de conclusie dat de gemeente een onverantwoord risico heeft genomen met het Warmtebedrijf. Ook zijn de risico’s, die inmiddels in de honderden miljoenen euro’s lopen, volgens het eindrapport van een raadsenquête naar het Warmtebedrijf jarenlang onderschat.