IPCC en het heilige in de schepping
Voor het IPCC-rapport over klimaatverandering dat op 9 augustus verscheen, was veel media-aandacht. Maar heeft het ook effect op het beleid van overheden? Als we de resultaten tot ons laten doordringen, is er reden voor aanscherping van het beleid voor broeikasgassen en het opvangen van klimaatveranderingen.
Maar waar hebben we het over? Enkele hoofdconclusies van het rapport.
– Er is een geleidelijk toename van de temperatuur op aarde.
– Deze wordt in hoofdzaak veroorzaakt door broeikasgassen, met name CO2, waarvan de concentratie in de lucht vooral wordt veroorzaakt door het gebruik van fossiele brandstoffen.
– De tot nu toe afgesproken maatregelen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen zijn onvoldoende om de temperatuurstijging tot de afgesproken 1,5 graden Celsius te beperken.
– Extreme weersomstandigheden zoals extreme hitte, droogte, regenval en stormen zullen (veel) frequenter voorkomen.
– De zeespiegel zal stijgen tussen een halve meter –bij fors ingrijpen– tot enkele meters, met grote gevolgen voor veel kustgebieden.
– De leefbaarheid in bepaalde gebieden zal sterk teruglopen. De mogelijkheden van agrarisch productie zullen afnemen.
Kortom, zonder een forse koerswijziging op mondiaal niveau zullen steeds vaker steeds heftiger rampen de aarde en de wereldbevolking teisteren. Realiseren de oordelen van God zich via rampen die de van God afgevallen mensheid over zichzelf afroept?
Het rapport noemt ook maatregelen waardoor de effecten sterk verminderd kunnen worden. Technische ontwikkelingen zijn niet voldoende. Er moet ook een omslag komen in ons culturele waardepatroon. In plaats van de visie op de natuur als slechts bron van grondstoffen en technisch te beheersen productiefactor, dient er een andere relatie met de natuur te komen. Zou een dergelijke andere relatie met de natuur niet voorwaarde zijn voor de noodzakelijke cultuuromslag, voordat die wordt afgedwongen? Een dergelijke relatie van grotere eerbied voor de natuur als (gevallen) schepping zal niet tot stand komen door verstandelijke inzichten alleen. Een andere beleving van de natuur zal nodig zijn. Daarin kunnen we niet zonder de notie van een dieptedimensie in de geschapen werkelijkheid (vgl. Psalm 19 en 104) die ik aanduid met ”het heilige”. Ik geef enkele inzichten, soms citaten, van denkers die gepoogd hebben deze notie te verwoorden en iets van ontzag voor dat heilige in de schepping op te roepen, en dan hopelijk ook voor de Schepper, ook bij niet-christenen.
„Nodig is verandering van waarneming waarbij niet de natuur zelf wordt vergoddelijkt, maar waarin de natuur transparant wordt naar de wereld van het Absolute” (J. Weima, voormalig docent Radboud Universiteit Nijmegen). „Beter is het in het dagelijkse leven de dimensies van het eeuwige te ontdekken dan uit (aangeleerde) kennis van het eeuwige het dagelijkse te interpreteren” (J. H. van den Berg).
Hebben wij in onze (post)moderne cultuur, ook als christenen, niet meer gepoogd vanuit onze Bijbelse kennis van het eeuwige, het dagelijkse te interpreteren, dan ons geoefend om in het dagelijkse leven Gods werk te ontdekken?
Sprekend over de waarneming van een heldere sterrenhemel schrijft R. Guardini, „Uit de grootheid en het fonkelen en de stilte treedt, op bijzondere wijze voelbaar, ”het heilige” naar voren” (vgl. Spreuken 14:27). En H. Ph. Visser ’t Hooft spreekt over de ervaring „waarbij men het gevoel heeft door de werkelijkheid zelf te worden aangesproken.” En: „Liefhebben is zorgen voor de toekomst van wat we liefhebben.” Dit geldt ook de schepping, uit liefde voor de Schepper.
In onze wereld heeft de zich autonoom wanende mens met zijn wetenschap en techniek de natuur steeds meer overmeesterd om die voor eigen doelen te benutten. Maar, zo stelde Guardini al in 1959: „de mens wordt in acuut gevaar gebracht door zijn eigen werk.”
Een belangrijke vraag voor de komende tijd wordt hoe een dergelijke ervaring van eerbied voor de natuur als breder kenmerk van onze cultuur kan worden bevorderd zonder dat dit leidt tot natuurverering.
De auteur is onderzoekshoogleraar op de Lindeboomleerstoel voor ethiek van de zorg aan de Theologische Universiteit Kampen.