Rapport: cyberdiplomaten werken met verouderde apparaten
De ambtenaren die voor het ministerie van Buitenlandse Zaken digitale dreigingen moeten bestrijden, werken zelf vaak met verouderde en onveilige middelen. Daardoor kunnen ze niet goed communiceren en kunnen ze soms documenten niet met elkaar delen. Dat constateert de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB), een onafhankelijk onderdeel van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
De problemen spelen onder meer bij de Task Force Cyber (TFC), een onderdeel van het ministerie dat in 2015 is opgericht. Medewerkers moeten cyberdreigingen uit het buitenland op tijd aan zien komen en bedenken hoe Nederland daar het best op kan reageren. Het TFC werkt daarvoor samen met andere ministeries en andere landen. De informatie is soms vertrouwelijk of zelfs staatsgeheim. Volgens het IOB-rapport „zijn er voor de TFC relevante posten die niet over geschikte communicatiemiddelen beschikken om bepaalde documenten te ontvangen of versturen, wat er onder meer toe leidde dat belangrijke informatie land X wel op tijd bereikte, terwijl de informatie in land Y niet of pas na omzwervingen aankwam.”
De IOB adviseert het ministerie om geld te steken in „goed werkende en veilige communicatiemiddelen waarmee vertrouwelijke informatie (beter) gedeeld kan worden”.
In een reactie op het rapport verklaart de nieuwe demissionaire minister van Buitenlandse Zaken, Ben Knapen, dat het nodig blijft om een „assertief internationaal cyberbeleid” te voeren, gezien de „permanente digitale dreiging en de toenemende afhankelijkheid van digitale middelen”. Daarvoor zijn „menskracht, kennis en middelen” nodig, en dat is volgens Knapen de taak van een nieuw kabinet.
De Algemene Rekenkamer had vorig jaar ook al kritiek op de informatiebeveiliging van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Van de elf systemen die het ministerie gebruikt voor documentenverkeer met de EU en de NAVO was slechts één volledig goedgekeurd.