Werkende en gepensioneerde levert jaren in door tijdelijk hoge inflatie
De inflatie in Nederland en andere landen is opgelopen naar tussen 3 en 6 procent, en loopt de komende maanden verder op. Die stijging komt voornamelijk door eenmalige factoren en statistische effecten na de coronarecessie, aldus sussende centrale bankiers. Zij stellen dat de inflatie volgend jaar weer zal dalen.
Eenmalige en statistische effecten ebben inderdaad per definitie weg na enige tijd. Ik ga niet in op de kans dat dit wel of niet zal gebeuren. Wel wil ik duidelijk maken dat áls de inflatie volgend jaar inderdaad terugvalt naar 2 procent –doelstelling van de Europese Centrale Bank– en daar de komende jaren op blijft, dat níet zal betekenen dat de gemiddelde Nederlander er geen last meer van heeft. Sterker nog, ook bij dalende inflatie is de kans groot dat vooral werkenden en gepensioneerden er de komende jaren op achteruit gaan.
Stel dat een werkende begin dit jaar 100 euro loon ontving en dat hij ook 100 euro kwijt was aan goederen en diensten. Als zijn loon dit jaar met 2 procent stijgt en de prijzen met 4 procent, dan heeft hij 102 euro inkomsten en 104 euro uitgaven: hij gaat er dus op achteruit. Als vervolgens in 2022, 2023 en 2024 de inflatie elk jaar op 2 procent uitkomt en het loon ook steeds met 2 procent stijgt, haalt deze werkende de in 2021 opgelopen schade niet in. Maar zijn achterstand wordt in ieder geval niet groter, zo lijkt het. Echter, schijn bedriegt.
Als in 2021 de inflatie eenmalig 2 procentpunt hoger is dan de loonstijging, werpt dat een werkende niet slechts eenmalig terug maar het zorgt ervoor dat hij er, ook als de loonstijging in de jaren erna de inflatie keurig volgt, toch verder op achteruit gaat. De verklaring is dat 2 procent inflatiestijging in euro’s gemeten meer is dan 2 procent loonstijging. Immers, 2 procent inflatie heeft betrekking op 104 euro maar 2 procent loonstijging heeft betrekking op 102 euro. In 2022 zou het mandje goederen en diensten 106,06 euro kosten, terwijl het loon 104,04 zou bedragen. Een simpel rekensommetje leert dat de werkende in 2022 verder inlevert en dat dit in 2023 en 2024 weer gebeurt.
De eenmalig hogere inflatie dan de loonstijging in 2021 leidt dus tot een toenemende achterstand, ook als de inflatie terugzakt en de loonstijging de inflatie bijhoudt. Hierbij vergeet ik voor het gemak dat de échte inflatie voor een werkende doorgaans hoger is dan de werkelijke cijfers laten zien, omdat veel zaken waar hij geld aan besteedt in de officiële cijfers niet meetellen.
Voor een gepensioneerde geldt dat de pensioenuitkering voorlopig niet meestijgt met de inflatie. Of de prijzen met 2 procent of 4 procent klimmen, de gepensioneerde gaat er hoe dan ook op achteruit – het enige verschil is de mate waarin.
Dat grote groepen mensen door aanhoudende inflatie erop achteruit gaan, is overigens niets nieuws. Sinds 1971 gebeurt het structureel, wat voor het fenomeen ”werkende armen” heeft gezorgd. Inflatie zorgt niet alleen voor verarming van de middenklasse maar, in de meest extreme gevallen, ook voor ontwrichting van de samenleving. Een ontwrichting die ik in Joegoslavië begin jaren negentig heb meegemaakt en die mij, vandaag 29 jaar geleden, naar Nederland bracht.
De auteur is hoofdeconoom bij OHV Vermogensbeheer