Israëlische archeologen: Vondsten bij Megiddo duiden op confrontatie koning Josia en farao Necho
Israëlische archeologen hebben bij Megiddo voor het eerst voorwerpen gevonden die een mogelijk bewijs leveren voor de aanwezigheid van het Egyptische leger van een farao.

De Bijbelboeken 2 Koningen en 2 Kronieken vermelden dat de Judese koning Josia gedood werd. Dat gebeurde bij een veldslag met de Egyptische farao Necho in 609 voor Christus bij Megiddo.
Megiddo was in de oudheid een belangrijke vestingstad. De stad was gelegen aan de kustweg die vanaf Egypte naar het noorden voerde en naar het noordoosten afboog in de richting van Damascus. Wie Megiddo bezat, oefende controle uit op karavaanroutes en legers. Geen wonder dat de stad vaak werd veroverd, vernietigd en weer opgebouwd. Wetenschappers vonden zeker twintig archeologische lagen.
Egyptenaren, Assyriërs en Israëlieten streden om de vestingstad. Omstreeks de tiende eeuw voor Christus viel Megiddo in de handen van de monarchie Israël. De Assyrische vorst Tiglath-Pileser III veroverde de stad in 732 voor Christus. Elf jaar later viel het noordelijke rijk en de tien stammen van Israël werden weggevoerd naar het Assyrische rijk.
Farao Necho wilde de Assyriërs omstreeks 609 voor Christus helpen in de strijd tegen de Babyloniërs en hij trok uit Egypte naar het noorden langs Megiddo. De Judese koning Josia probeerde blijkbaar te voorkomen dat Egypte te veel invloed zou krijgen en trok hem tegemoet. Necho doodde de Godvrezende vorst bij de vestingstad, in 609 voor Christus. De Babyloniërs hielden de farao tegen bij Karchemis, aan de huidige grens tussen Turkije en Syrië.
Pottengebruik
Archeologen vonden tot voor enkele jaren terug geen artefacten (voorwerpen) die betrekking hadden op deze turbulente periode. Een paar jaar geleden begon daar verandering in te komen. In het „Gebied X” van Megiddo (in Openbaring Armagéddon genoemd) vond een archeologisch team een groot gebouw met vijf of zes kamers en een binnenplaats, dat tientallen jaren gebruikt werd. De studie van het gebouw en de vondsten leverde een aantal opvallende inzichten op.
Israel Finkelstein (Haifa Universiteit), Assaf Kleiman (Ben Gurion Universiteit) en andere wetenschappers schreven in de Scandinavian Journal of the Old Testament dat opgravingen die betrekking hebben op de periode 900 tot 700 voor Christus op „culturele continuïteit” duiden. Dat wil zeggen: de bevolking bleef dezelfde, omdat ze dezelfde soort potten bleef gebruiken. Daaruit blijkt dat de Assyriërs niet iedereen deporteerden en dat het vooral ging om de elite.
Tegelijkertijd werden pottenbakkers beïnvloed door aardewerk uit Mesopotamië. Daaruit blijkt mogelijk dat er bannelingen uit Mesopotamië kwamen. „Dit alles suggereert dat de bevolking van Megiddo aan het begin van de zevende eeuw (voor Christus, AM) bestond uit zowel de lokale bevolking als gedeporteerden”, schrijven de wetenschappers.
Omstreeks 609 voor Christus begint zich een verandering voor te doen in het pottengebruik. Dan blijken er namelijk Egyptische en Oost-Griekse potten aanwezig te zijn. Dat duidt volgens de onderzoekers op de vestiging van een Egyptisch administratief centrum en een garnizoen Griekse huurlingen in de vestingstad. „Alles bij elkaar vormen de vondsten in Gebied X de eerste archeologische context voor de confrontatie tussen Necho en Josia bij Megiddo”, aldus de archeologen.