VWS trekt mensen aan voor Wob-verzoeken, past werkwijze niet aan
Het ministerie van Volksgezondheid heeft deze zomer zeventig extra ambtenaren aangetrokken om verzoeken te behandelen voor de openbaarmaking van documenten. Maar de werkwijze waarover het ministerie eerder door een rechter op de vingers werd getikt, wordt nu niet aangepast.
Vóór de zomer waren er dertig ambtenaren die zich enkel bezig hielden met de behandeling van verzoeken op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Dat komt met de nieuwe mensen erbij uit op honderd.
De rechtbank legde het ministerie aan het begin van de zomer een dwangsom op, naar aanleiding van een rechtszaak die enkele media hadden aangespannen. Na het uitbreken van de coronacrisis besloot het ministerie Wob-verzoeken niet meer individueel te behandelen. Door de crisis was daar geen tijd voor, zo redeneerde het departement. In plaats daarvan worden documenten die te maken hebben met corona om de zoveel tijd per rubriek openbaar gemaakt. De rechtbank ging niet mee in de redenering van het ministerie, waarop VWS beroep aantekende.
Volksgezondheid wil wel indieners van een Wob-verzoek laten weten wanneer een verzameling documenten die openbaar worden gemaakt, betrekking hebben op hun verzoek. „Ook krijgen zij informatie of er met het deelbesluit volledig op hun verzoek is beslist, of dat er nog deelbesluiten zullen volgen en zo ja, welke deelbesluiten dit zijn.”
Het ministerie past wel de werkwijze op een ander punt aan. Normaal gesproken worden derden op wie documenten betrekking hebben, al aan het begin van het proces gevraagd om een zogenoemde zienswijze. Derden in de „primaire fase” al om hun mening vragen is „de gangbare praktijk”, maar „vormt tegelijkertijd helaas ook een praktische bottleneck als het gaat om de snelheid van het proces”.
Derden kunnen voortaan richting het einde van het proces bezwaar maken, nadat het ministerie een besluit heeft genomen. De documenten die op hen betrekking hebben worden dan niet openbaar gemaakt zolang het bezwaar loopt.
Het beroep dat het ministerie aantekende dient woensdag bij de Raad van State. De uitspraak wordt binnen zes weken verwacht.