Verwijten? „Militairen op missie verdienen respect”
Hoe evenwichtig zullen de conclusies zijn van het onderzoek naar geweld in Nederlands-Indië dat begin volgend jaar dan eindelijk moet zijn afgerond? Veteranen zijn er niet gerust op.
Minister Bijleveld van Defensie draaide er zaterdagmiddag in Roermond tijdens de herdenking bij het Nationaal Indiëmonument 1945-1962 niet omheen: „Ik begrijp de onrust erg goed. Het brengt de kille thuiskomst, de verwijten weer in herinnering. Het collectieve gebrek aan belangstelling hadden onze Indiëveteranen niet verdiend.” Toch: het onderzoek is van belang om hun ervaringen –en ook gemaakte fouten– te duiden, zegt de minister.
Nu weten we de conclusies nog niet. „Met elke verschoven datum van publicatie wordt het zwaard van Damocles aangescherpt”, zegt de Roermondse stadsdichter Hans van Bergen. Intussen wordt het optreden van het Nederlandse leger in het verre eilandenrijk soms genadeloos afgeserveerd. „De werkelijkheid wordt steeds minder waarheidsgetrouw behandeld”, verwoordt Van Bergen het gevoelen van de oud-strijders – althans, een deel van hen.
Oud zijn de overgebleven veteranen inmiddels, vaak rond de 95 jaar. Straks vallen de laatsten weg. „Wie geeft er straks nog weerwoord als de ware getuigen moeten zwijgen?”
Bij duizenden
Zwaar hangen de woorden tussen de bomen in het herdenkingspark. Jaarlijks verzamelden zich daar duizenden veteranen, familieleden, nabestaanden om de meer dan 6200 militairen te herdenken die in Indië of daarna op Nieuw-Guinea omkwamen, en ook de meer dan 200 die bij latere vredesmissies het leven lieten. Al hun namen zijn hier op plaquettes te lezen. Bij al die verloren levens wordt elk jaar stilgestaan.
Als gevolg van de coronacrisis is deze 34e herdenking de tweede met een beperkt aantal aanwezigen. Het zijn er nu tientallen, op een wit kuipstoeltje, of stram in de houding bij vlag of vaandel.Voorzitter Kneepkens van de stichting die de herdenking organiseert, herdenkt de drie bestuurders die in de achterliggende maanden overleden. En ook het aantal veteranen dunt steeds meer uit.
De overlevenden krijgen te horen wat ze verkeerd hebben gedaan – misschien ook straks weer in dat onderzoek. Bij al die tegenstellingen worden veteranen „heen en weer geslingerd in hun emoties”, zegt Kneepkens. „Ze gingen naar Indië om onder moeilijke omstandigheden orde en vrede te herstellen. Militairen op missie zijn degenen die verder gaan waar anderen halthouden. Ze verdienen respect.”
Verwijten
Krijgsmachtaalmoezenier Brouwers spreekt over het geweld in het verleden en de oorlogen van vandaag. Zoals in Afghanistan. Over de behoefte aan rust en vrede.
Die waren ver zoek in Indië toen Bram van den Berg (1928-2020) in 1948 –negentien lentes jong– naar de archipel moest. Op de Zuiderkruis ging hij het zeegat uit. Zijn brieven dienden vooral om het thuisfront gerust te stellen. In zijn dagboek schreef hij zijn werkelijke gevoelens neer. „Ieder ogenblik op scherp”, vat minister Bijleveld het samen. „Patrouilles, hinderlagen, scherpschutters.” Uit zijn bataljon kregen 22 strijdmakkers een graf in vreemde bodem.
Zo’n oorlog „gaat nooit meer uit je hoofd. Wie er niet bij was, kent de beelden niet die op het netvlies staan gebrand.”
Militairen op missie sturen is een politieke keuze, zegt de minister. „Ter plaatse staan ze altijd voor moeilijke keuzes. De Indiëveteranen deden wat er van hen werd verlangd. Toen deze jongelingen terugkeerden, wachtte hen niet altijd een warm onthaal. Onverschilligheid, kwetsende woorden, verwijten.” Hun optreden moet worden beoordeeld „in de context van toen.”
Meer dan veertig jaar lag Van den Bergs dagboek in de kast. Toen ging hij erover publiceren. Andere Indiëgangers zwegen wel meer dan zeventig jaar over wat ze hadden meegemaakt.
F16’s
Nu worden de duizenden herdacht die omkwamen. Bijleveld legt de eerste krans; althans, met twee scholieren ontrolt ze het naamlint op een van de kransen die van tevoren zijn geplaatst. De camera zoomt in: ”De Raad van Ministers” eert en herdenkt de jongens die vielen.
Een hoornblazer uit de Marinierskapel blaast de taptoe. De slachtoffers worden herdacht. Een jankende sirene en rumoerig verkeersgedruis verstoren de stilte. Een van de aanwezigen kijkt verstoord om.
Zoals elk jaar moeten vier F16’s overkomen en moet één straaljager zich als ”missing man” uit de formatie losmaken. De kijkers thuis zien alleen blauwe lucht, de aanwezigen kennelijk ook, want ze draaien hun hoofd alle kanten op en lachen maar wat.
Nooit meer oorlog
Het lawaai is nog lang niet weggestorven als vijf basisscholieren hun gedicht ten gehore brengen: „Jongens nog, tieners”, dat waren de Indiëgangers. Ze voelden zich soms alleen. Ze verloren vrienden. „De oorlog kijkt je aan met bloeddorstige ogen.” Nu zijn ze veteraan. „We zijn trots op jullie.”
En nu het heden. „Kunnen we niet afspreken, als mensen onder elkaar: Nooit meer oorlog, altijd vrij?”
De kinderen stappen opnieuw naar voren als ze hoogwaardigheidsbekleders mogen helpen bij de kransen. Kamerleden. Militairen. Een gedeputeerde. De loco-burgemeester.
Muziek klinkt; linten op de kransen worden ontrold; hoofden buigen zich. Als eerbetoon voor hen die vielen.