Ondervraagden gaven drie jaar geleden de wetenschap gemiddeld een 7,1 voor vertrouwen, nu is dat een 7,4. „Sinds de metingen in 2012 begonnen, heeft het vertrouwen niet zo hoog gelegen”, aldus het instituut.

Bijna een kwart van de mensen die aangeven dat hun vertrouwen is toegenomen, verwijzen vaak naar de snelheid waarmee wetenschappers een vaccin tegen het coronavirus hebben ontwikkeld. Er is daarentegen ook een groep (16 procent) die zegt dat hun vertrouwen is afgenomen, met als verklaring juist de snelle ontwikkeling van de vaccins.

„Je ziet dat mensen dezelfde fenomenen waarnemen, maar ze anders interpreteren”, zegt directeur Melanie Peters van het Rathenau Instituut. „Terwijl voor de groep met het groeiende vertrouwen de snelheid een bewijs is van het kunnen van de wetenschap, denkt de groep met het afnemende vertrouwen juist dat de snelheid bewijst dat de kwaliteit van het onderzoek niet goed kan zijn.”

De onderzoekers concluderen ook dat het vertrouwen in de wetenschap samenhangt met politieke voorkeur. Zo gaven GroenLinks-stemmers de wetenschap gemiddeld een 8,4, terwijl PVV-stemmers gemiddeld een 6,5 gaven.

Volgens het instituut hebben acht op de tien Nederlanders veel of zelfs heel veel vertrouwen in de informatie die universitaire wetenschappers over corona geven. Alleen de informatie van artsen in ziekenhuizen wordt door een nog grotere groep vertrouwd (89 procent). Het RIVM scoort 70 procent. De onderzoekers stellen ook vast dat informatie die Nederlanders over corona krijgen van vrienden en familie, meer wordt vertrouwd dan die van journalisten van kranten, radio en tv.

Het onderzoek werd gehouden onder 1500 Nederlanders van 18 jaar en ouder. Het Rathenau Instituut onderzoekt de impact van wetenschap, innovatie en technologie op de samenleving en is in 1986 opgericht door de toenmalige regering. De Rijksoverheid is de grootste geldschieter.