„We lachen om oma Drankorgel”
Nadenken over mogelijke oplossingen voor alcoholmisbruik onder jongeren. Het was een van de doelstellingen van het eerste openbare debat over deze kwestie met alle betrokken partijen, woensdag in Den Haag. Hoe moeilijk die oplossingen geven te zijn, illustreerde een jongen vanaf de tribune: „Je doet gewoon mee met de groep. Zo werkt dat.”
Het was een steeds terugkerend geluid op de conferentie ”Verbieden of opvoeden?” die Stichting Verantwoord Alcoholgebruik (Stiva) organiseerde in een Haagse horecagelegenheid. Niet de veelheid aan reclame of de relatief lage prijs, maar de enorme sociale druk om mee te doen blijkt voor veel jongeren niet te weerstaan, zo concludeerden sommigen van hen zelf.
Aan de bijeenkomst over alcoholproblematiek bij jongeren deden vertegenwoordigers van alle betrokken partijen mee. Dat was voor het eerst; tot nog toe kende de sector geen overkoepelende openbare debatten. Behalve een vijftigtal jongeren en organisator Stiva waren ook het NIGZ (Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie), Stap (Stichting Alcoholpreventie) en het ministerie van VWS van de partij. Ook de alcoholbranche ontbrak niet met de aanwezigheid van voormannen van Heineken, Bacardi en de uitgaanswereld.
Is het nodig om in Nederland het alcoholvraagstuk rond jongeren voor het voetlicht te halen? Is het probleem in Nederland zo groot? Ja, vindt NIGZ-directeur H. Krosse. Dat in de weekeinden en zomervakantie aanzienlijk wordt gedronken, ook in de reformatorische gezindte, is allang geen geheim meer. „We hebben in Nederland echt wel een alcoholprobleem”, stelde Krosse woensdag. „Er kunnen 1,1 miljoen mensen nauwelijks van de alcohol afblijven, en 400.000 van hen zijn echt verslaafd.”
Daar zitten ook jongeren tussen, bleek woensdag ondubbelzinnig. De twee hoofdproblemen in een notendop: jongeren drinken meer alcohol dan vroeger en ze drinken het ook nog eens op een steeds jongere leeftijd. Had vijftien jaar geleden 67 procent van de jongeren in de leeftijd van 16 en 17 jaar wel eens alcohol gedronken, nu is dat maar liefst 96 procent.
Ouders zijn daarvoor in belangrijke mate verantwoordelijk, betoogde Krosse. De meeste jongeren doen hun eerste ervaringen met alcohol namelijk thuis op. „Daar ligt de belangrijkste uitdaging. We moeten het probleem vooral tackelen in de relatie tussen jongeren en hun ouders.”
De aanwezige vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en de horeca wezen overigens niet slechts in de richting van ouders; de hand ging ook in eigen boezem. Zo bestaat er binnen de branche een regel om reclame niet expliciet op jongeren onder de 25 jaar te richten. Strips als reclamemiddel zijn bijvoorbeeld uit den boze. Maar houdt de branche zich aan deze regel?
Erik Korthals Altes, directeur van Heineken Nederland en -als uiting van het „verantwoord ondernemerschap” van het bedrijf- ook voorzitter van Stiva, zag zich in een lastige positie gemanoeuvreerd toen de Heineken-ringtones en -lichtjes voor mobiele telefoons aan de orde kwamen. „De hele ringtone-industrie inclusief alle blinkertjes en toetertjes zijn alleen op jongeren gericht”, vond een jongen. Volgens Korthals Altes lopen juist relatief veel volwassenen met een Heineken-logo op het schermpje van hun mobiel.
De industrie is voor veel jongeren uiteindelijk niet veel meer dan een willekeurige leverancier, bleek woensdag. „We drinken toch wel. Dan maakt het echt niet zo veel uit van welk merk je biertje is”, vond een jongen.
Een meisje van 16 liet haar hart spreken: „Natuurlijk weten we dat alcohol op jonge leeftijd veel schade aan je lichaam en hersenen kan opleveren. Maar echt, we lachen erom. Mijn oma is verslaafd, we noemen haar oma Drankorgel. Het is echt erg, en toch lachen we. Ik wil nu gewoon even een leuke tijd hebben.”
Zijn alle campagnes om alcoholgebruik onder jongeren terug te dringen dan voor niets geweest? De jongeren zijn inderdaad moeilijk bereikbaar, constateerden alle partijen. De meest concrete aanbeveling kwam wellicht van Korthals Altes van Heineken en Stiva: „We moeten proberen om ze al vóór de puberleeftijd te bereiken. Dan zijn ze nog een beetje voor rede vatbaar. En dan maar hopen dat ze later bestand zijn tegen de enorme sociale druk om mee te doen.”