De meesten volgden de zogeheten universitaire pabo, een pabo aan een hogeschool in combinatie met een universitaire bacheloropleiding onderwijskunde of pedagogische wetenschappen. Maar veel leraren vinden dat scholen te weinig gebruikmaken van hun kwaliteiten. Om die reden stapt een belangrijk deel van deze onderwijzers uit het onderwijs.

Ruim een kwart van de ondervraagden is inmiddels niet meer werkzaam op basisscholen. „De meesten stapten op uit onvrede over hun loopbaanmogelijkheden en het gebrek aan uitdaging dat ze ervaarden”, aldus de AOb. Ook de zittende leerkrachten noemen de carrièremogelijkheden matig (28 procent) of onvoldoende (19 procent).

Buiten het lesgeven om is er te weinig tijd om iets met de academische vaardigheden te doen, vindt 66 procent. Zo’n 40 procent zou naast het docentschap graag een aanvullende rol willen spelen, maar krijgt de kans niet. Daarbij worden de leraren met een universitaire opleiding niet hoger beloond dan collega’s met een hbo-opleiding.

Maandag werd bekend dat het tekort aan onderwijzers in de vijf grootste Nederlandse gemeenten opnieuw licht is toegenomen. Volgens leden van de AOb is het lerarentekort zo groot dat de vele miljoenen euro’s ter bestrijding van de corona-achterstanden niet kunnen worden uitgegeven.