Waarom reformatorische inwoner drempel ervaart naar hulpverlening
Reformatorische inwoners kloppen pas laat aan bij de hulpverlening, merkte de gemeente Scherpenzeel. Zo laat, dat de kans op een uithuisplaatsing groter is. Twee studenten van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) zochten uit waarom de drempel zo hoog is en wat daar aan te doen valt.
Problemen in reformatorische gezinnen blijven langer achter de voordeur, stellen Wietske Walhout (20) en Henriëtte Vinke (22) in hun afstudeeronderzoek. „Was maar eerder gekomen”, verzuchten hulpverleners meer dan eens. Dan was een minder ingrijpende aanpak nodig geweest dan op het moment dat problemen flink uit de hand zijn gelopen. Dat er vervolgens stevige maatregelen volgen, doet het beeld van refo’s over de hulpverlening geen goed. Zij denken –in de woorden van een hulpverlener– soms te moeten kiezen tussen een uithuisplaatsing of geen hulp.
Het fenomeen is niet nieuw. Een jaar of tien geleden moest het project ”Drempels slechten” de zorgmijding onder bevindelijk gereformeerden in de provincie Zeeland terugdringen. Onlangs vroeg de gemeente Scherpenzeel advies via Werkplaatsen Sociaal Domein Gelderse Vallei, waar onderzoekers, hogescholen en gemeenten zich buigen over vraagstukken rond de zorg. Via het lectoraat van de CHE kwam de opdracht terecht bij de studentes social work, die allebei uit een reformatorisch nest komen.
Waarom ervaren reformatorische mensen zo’n drempel naar de hulpverlening?
Henriëtte: „Dat heeft te maken met schaamte, sociale controle en de vuile was niet buiten willen hangen. Geïnterviewden spraken over een gesloten gemeenschap. Die kan trouwens ook positief uitpakken.”
Wietske: „Ja, want veel problemen worden in de gemeenschap zelf opgelost. Mensen doen boodschappen voor ouderen, brengen eten bij de buurvrouw of helpen met het huishouden. Daardoor komen er minder praktische vragen bij de gemeente terecht. Bij problemen in het gezin en de opvoeding kloppen reformatorische inwoners laat aan.”
Hoe komt dat?
Wietske: „Niet-christelijke hulpverleners missen de aansluiting omdat hun taalgebruik en kleding niet passen bij de reformatorische cultuur. Reformatorische mensen zijn ook bang dat zij ongepaste adviezen geven. Bijvoorbeeld dat ze hen dwingen om anticonceptie te gaan gebruiken.”
Henriëtte: „Maar dat doet een hulpverlener als het goed is nooit. Die moet rekening houden met iemands waarden en normen en zegt niet zomaar wat je moet doen.”
In hoeverre zijn reformatorische inwoners zorgmijders? Kloppen ze wel bij eigen instellingen aan?
Wietske: „Dat is lastig te zeggen. De echte zorgmijder zie je natuurlijk niet, zei iemand.”
Henriëtte: „Toch merken gemeenten, die hulpvragers doorverwijzen, dat reformatorische inwoners minder vaak en pas laat een beroep doen op het hulpaanbod.”
Wietske: „Ook andere gemeenten zien dat deze groep een drempel ervaart en laat naar de hulpverlening stapt.”
Jullie spraken behalve met mensen uit Scherpenzeel ook met hulpverleners en het sociaal team in Staphorst, Woudenberg en Rijssen-Holten. Wat kunnen deze gemeenten van elkaar leren?
Wietske: „In veel gemeenten betaalt de kerk christelijke hulpverlening waar je zonder indicatie terecht kunt, zoals Stichting Schuilplaats. In Staphorst subsidieert de burgerlijke gemeente die zorgaanbieder.”
Henriëtte: „Wij denken dat het belangrijk is dat gemeenten zo’n reformatorische hulpverlener financieren, omdat die aansluit bij de doelgroep. Ook heeft de plaatselijke gemeente dan meer zicht op de zorg, omdat ze gesprekken voert over het geld.”
Wietske: „De samenwerking tussen de gemeente en reformatorische scholen en instellingen verloopt goed, maar bij kerken valt nog winst te halen.”
Welke rol zien jullie voor kerken?
Henriëtte: „Die kunnen problemen signaleren, omdat kerkenraadsleden tijdens huisbezoeken achter de voordeur komen. Maar dan moet zo’n ouderling wel weten hoe hij problemen bespreekbaar maakt en hoe hij hulp kan zoeken voor zo’n gezin.”
Wietske: „In Rijssen zijn gesprekken geweest over signaleringstrainingen voor ambtsdragers. Door corona is het daar niet meer van gekomen.”
Henriëtte: „Op hun beurt kunnen kerken het sociaal team van de gemeente meer vertellen over hun gedachtegoed en moraal, zodat die daar meer op kan aansluiten.”
Wietske: „Reformatorische mensen zijn vaak bang voor oordelen van hulpverleners. Maar dat is niet nodig.”
Henriëtte: „Tegen hen zou ik willen zeggen: voel je niet te snel aangevallen als zo iemand bijvoorbeeld wil weten waarom jouw kind op zaterdag om 12 uur thuis moet zijn. Zo’n vraag komt vaak op uit nieuwsgierigheid. Geef een niet-christelijke hulpverlener de kans om je te leren kennen.”