Hulpverleners worstelen met refo’s
Seculiere welzijnwerkers vinden het niet eenvoudig om met mensen uit de gereformeerde gezindte om te gaan, weet Maria Vermeulen.
Movisie, een kenniscentrum op het gebied van maatschappelijke vraagstukken, organiseerde dinsdag in Utrecht een training over de hulpverlening bij huiselijk geweld binnen reformatorische gezinnen. De training was bedoeld voor welzijnswerkers die beroepsmatig met mensen uit reformatorische kring in aanraking komen en daarbij van tijd tot tijd in handelingsverlegenheid worden gebracht omdat ze te weinig weten over de reformatorische leefwereld en denkwijze. Aanwezig waren vertegenwoordigers van de politie, werkers in de thuiszorg, een pastoraal werker, begeleiders in vrouwenopvanghuizen en gezinsbegeleiders.
Aanleiding voor de training vormde het in februari 2012 verschenen onderzoek van Movisie naar het voorkomen van huiselijk geweld binnen orthodox-christelijke kring. Een van de aanbevelingen van het rapport, ”De mantel der liefde”, was het toerusten van seculiere professionals in het beter afstemmen op de cultuur en belevingswereld van reformatorische cliënten.
Dat was ook het doel van de bijeenkomst die in Utrecht werd gehouden. Namens de SGJ verzorgde ik de training. Tijdens de training kreeg ik een aardig beeld van de manier waarop de buitenwereld naar reformatorischen kijkt. Streng, strikt, zwaar en gesloten, dat waren de typeringen die naar boven kwamen toen ik de deelnemers vroeg naar een eerste associatie met het begrip ”reformatorisch”.
De meeste deelnemers ervaren het als lastig om met reformatorische mensen te werken. „De gezinnen zijn zo gesloten, we komen moeilijk binnen. En als we binnenkomen, is het moeilijk om vertrouwen te krijgen. Hoe komt dat toch?”
Ik besprak met de deelnemers een aantal kernwaarden van het orthodox-christelijk geloof. Het mensbeeld –„geneigd tot alle kwaad”– roept veel reacties op: „Dat lijkt mij iets om somber van te worden”, en: „Het roept aversie bij mij op.”
Eén deelnemer was uit interesse naar een dienst in een reformatorische kerk geweest. Het was een avondmaalsdienst. De persoon vond het schokkend om te ontdekken dat de meerderheid niet deelnam aan het heilig avondmaal. „Hoe gaan al die mensen om met de gedachte dat zij geen kind van God zijn en blijkbaar door God niet gekozen zijn? Daar word je toch wanhopig van?” Een andere deelnemer woonde een reformatorische begrafenis bij en concludeerde: „Dit doe ik nooit meer. Ik vond het één grote bedreiging.”
De deelnemers krijgen op de training uitleg over de waarden en normen die gelden binnen de reformatorische kring en over de achtergronden daarvan. Allerlei onderwerpen passeren de revue: gezag, (homo)seksualiteit, gezinsplanning en zondagsheiliging.
Tijdens de training worden ook de positieve kanten van de reformatorische cultuur geïnventariseerd: de sterke betrokkenheid op elkaar en de dienstbare basishouding vanuit de waarde: je naaste liefhebben als jezelf. „En”, zo vult een deelnemer aan, „alle kinderen zijn altijd zo keurig gekleed, ik heb daar bewondering voor.”
Tijdens het middaggedeelte staat een praktijksituatie centraal. Het is zaterdagavond en een meisje heeft in paniek de politie gebeld. Zij hoorde haar moeder (weer) gillen omdat haar vader door het lint ging en was gaan meppen. De moeder is zeer terughoudend in het contact met de agent die poolshoogte in het gezin komt nemen. Zij geeft aan dit kruis geduldig te zullen dragen. Bovendien is ze bereid haar man te vergeven. De vader rechtvaardigt de klappen.
Een situatie vol dilemma’s: hoe stem je als hulpverlener enerzijds af op de geloofsbeleving van deze moeder en toon je respect, en hoe laat je anderzijds weten dat het geweld op deze manier niet gaat stoppen?
Het wordt nog ingewikkelder: de moeder wil geen aangifte doen. Het feit dat kinderen getuige zijn van huiselijk geweld betekent echter dat er sprake is van een onveilige opvoedsituatie. Het getuige zijn van huiselijk geweld valt formeel onder de definitie van kindermishandeling. Zonder dat de geloofsbeleving van deze moeder in twijfel moet worden getrokken, zet ze mogelijk niet de stappen die ertoe kunnen leiden dat deze onveilige situatie stopt.
Een andere aanbeveling uit ”De mantel der liefde” luidt: betrek kerkelijke ambtsdragers meer bij de bestrijding van geweld in de gezinnen. Binnen de trainersgroep zijn er wisselende ervaringen met het inschakelen van ouderlingen en predikanten. In veel situaties wordt het doen van aangifte vanuit de kerk tegengehouden. Dit doet geen recht aan slachtoffers, menen de hulpverleners.
Ook het verbod op echtscheiding, behalve bij overspel, maakt het soms lastig om een situatie van geweld te stoppen. Slachtoffers ervaren in zo’n geval onvoldoende steun en erkenning vanuit de kerk, waardoor een situatie (te) lang blijft voortduren.
De ervaringen van de deelnemers benadrukken het belang van de training, maar ook het nut van een training van ambtsdragers in het omgaan met onveilige gezinssituaties. Er is meer nodig dan kerkrechtelijk juist en pastoraal intuïtief handelen. Kennis van de problematiek en de juiste vaardigheden om het gespreik aan te gaan en/of te verwijzen naar de hulpverlening, zijn onmisbaar. Ambtsdragers moeten geen semiprofessionals worden, maar er wel diep van doordrongen zijn dat een ter zake kundig optreden ertoe kan leiden dat verdere beschadiging van ouders en kinderen kan worden voorkomen.
Het valt reformatorischen moeilijk om een lichtend licht te zijn, zoveel werd me duidelijk na de training. Zijn we door onze aandacht voor de zuiverheid van de leer en de stiptheid van het leven vergeten dat we een blijde boodschap hebben voor de wereld? Ook ik ging met huiswerk naar huis.
De auteur is preventiewerker en trainer bij SGJ Christelijke Jeugdzorg.