‘Lieve’ heersbeestjes herkennen dankzij nieuwe veldgids
Rood met zwarte stippen, zwart met rode stippen, zwart met gele stippen, geel met zwarte stippen. Iedere keer weer benieuwd hoe het volgende lieveheersbeestje eruit zal zien? Dan ben je niet de enige en dan is er goed nieuws voor je: sinds vorige maand bestaat er een ”Veldgids lieveheersbeestjes voor Nederland en Vlaanderen”.
Hoeveel jaar is dit heersbeestje? Ehm, het heeft vijf stippen, dus… Nee, vergeet het fabeltje over leeftijd. Het aantal stippen zegt vooral iets over de naam. Zo bestaan er een tweestippelig, een negentienstippelig, een vierentwintigstippelig en een viervleklieveheersbeestje. Sommige zijn echter ongevlekt, waaronder het –de naam zegt het al– ongevlekt rietkapoentje, andere dragen een ingewikkelder patroon op de dekschilden, zoals het schaakbordlieveheersbeestje.
Al deze patronen zijn in heldere, fraaie tekeningen, alsmede op foto’s te vinden in het nieuwe boek. Nu ja, nieuw – het betreft een bewerking van een gids voor de Britse Eilanden. Nu blijkt dat er aan de overkant van de Noordzee beduidend minder soorten voorkomen, te weten 47 tegenover zo’n 65 in Nederland en Vlaanderen, dus was het meer dan een kwestie van vertalen. Uiteindelijk zijn er in de veldgids 58 soorten beschreven; de overige zijn dermate klein en moeilijk op naam te brengen dat ervan is afgezien ze apart te behandelen.
Waar komt eigenlijk die naam vandaan, lieveheersbeestje. Bioloog Brett Westwood legt het uit in het voorwoord: „Hun heldere kleuren, gepolijste dekschilden, mooie afgeronde vormen en bruikbaarheid als ongediertebestrijders hebben ze al lang geleden bij ons geliefd gemaakt. Hun ambassadeur is het bladluis etende zevenstippelig lieveheersbeestje. Zijn scharlakenrode dekschilden, bedekt met zwarte stippen, riepen in de middeleeuwen religieuze associaties op toen de maagd Maria werd afgebeeld in het rood om het bloed van Christus te symboliseren. De zeven stippen vertegenwoordigden haar zeven vreugden en smarten. En dus, met de insignes van goddelijke goedkeuring, werd het bekend als Onze-Lieve-Heersbeestje.” De Engelse naam ”ladybird”, evenals het Duitse ”Marienkäfer”, verwijst namelijk naar Maria, en het lijntje tussen haar en de benaming ”Onze Lieve Heer” is kort.
Omdat die naam wel erg rooms klinkt, wordt er in de gereformeerde gezindte ook wel ”heerebeestje” van gemaakt. Of nog iets heel anders; de kever –want dat is het– kent namelijk ongemeen veel streeknamen. ”Kapoentje”, uit Zuidwest-Nederland, is de bekendste en in gebruik als officiële benaming van leden van de twee families van kleine, onopvallende lieveheersbeestjes. Maar wat dacht je van ”krûpelhintsje” (Friesland), ”ingeltsje” (Friesland), ”laimeneerstiekje” (Groningen), ”zonnekuken” (m.n. Overijssel), ”hennegie” (Overijssel), ”kukediefien” (Urk), ”kukelusien” (m.n. Noord-Veluwe), ”hemelbieësje” (Noord-Limburg), ”boerinneke” (Noord-Brabant), ”pimpampoentje” (m.n. Zeeland) en ”mereminnetje” (Zeeland)?
”Lieve heers beestjes”, staat met rode letters op de omslag van de veldgids. Dat suggereert dat het om lieve beestjes zou gaan. Dat dat niet terecht is, maken de auteurs duidelijk in de informatieve maar vrij taaie en in kleine lettertjes afgedrukte tekst voorafgaand aan de soortbeschrijvingen. Zodra een larfje uit het ei kruipt gaat hij op zoek naar broertjes en zusjes die hij kan verslinden, alvorens over te schakelen op bladluizen. Voor die luizen zijn ze dan natuurlijk ook niet lief, maar mensen beoordelen dat wellicht anders.
Nog veel meer (wetensw)aardigheidjes kom je uit de gids aan de weet, zoals dat planten de hulp van lieveheersbeestjes kunnen inroepen als ze worden aangevallen door luizen, maar ook dat niet alle ”hemelbeestjes” blad- of schildluizen eten. Zo verkiest het citroenlieveheersbeestje meeldauw en het ongevleugeld lieveheersbeestje oevergras.
Een geval apart is het veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje. Het leek zo’n goede luizenbestrijder in kassen, en dat was het ook, maar toen kwam de verrassing: ontsnapte exemplaren bleken zich in de natuur te kunnen handhaven en wel zo goed dat de dikke Aziaat met zijn gedeukte dekschilden binnen een paar jaar uitgroeide tot de meest voorkomende soort en nu inheemse soorten dreigt te verdringen.
Maar ze zijn er nog. Schaf een sleepnet aan en zwaai ermee door het gras; houd je witte paraplu ondersteboven en schud aan boomtakken, wie weet wat er allemaal tevoorschijn komt. Met de veldgids of een webstek als stippen.nl moet je de namen kunnen achterhalen, alleen voor de kleine kapoentjes (het boogvlekkapoentje meet slechts 1,2-1,5 mm) moet je iets meer moeite doen. Maak een afvinklijst voor welke soorten je al gezien hebt en geef je waarnemingen door via waarneming.nl, telmee.nl of tuintelling.nl, want nog lang niet overal is naar deze kevertjes gezocht.
Veldgids lieveheersbeestjes voor Nederland en Vlaanderen, Helen Roy en Peter Brown; uitg. Kosmos; 176 blz.; € 25