Vergeefse poging verdachte moord Milica van Doorn zaak te stoppen
De 50-jarige Hüseyin A., veroordeeld voor de moord op de 19-jarige Zaanse Milica van Doorn, heeft donderdag een vergeefse poging gedaan zijn zaak in hoger beroep voortijdig te laten eindigen. Het gerechtshof in Amsterdam wees zijn verzoek daartoe af, onder meer met het oog op de belangen van de nabestaanden. Zij hebben uitdrukkelijk laten weten dat zij willen dat de zaak wordt doorgezet. Ook de waarheidsvinding vindt het hof een zwaarwegend belang om de zaak in appel door te laten gaan.
Milica van Doorn werd in de nacht van 7 op 8 juni 1992 in Zaandam verkracht en met veel geweld om het leven gebracht. Haar half ontklede lichaam werd gevonden in een vijver bij een kerk in de wijk Kogerveld in Zaandam. De vrouw was meerdere malen met een mes gestoken en haar keel was doorgesneden.
In een cold case-onderzoek van de politie kwam verdachte A. in beeld. Een DNA-verwantschapsonderzoek, waaraan een broer van A. meewerkte, leverde een match op met een op het lichaam van het slachtoffer gevonden spermaspoor.
A. heeft altijd ontkend. Hij herhaalde die ontkenning donderdag voor het hof: „Ik heb er niets mee te maken.” De rechtbank veroordeelde hem in 2018 conform de eis van het Openbaar Ministerie tot twintig jaar cel.
In hoger beroep zijn er tussentijdse zittingen geweest. A. en zijn raadsman hebben toen onder meer gevraagd een reeks getuigen te horen. Enkele maanden geleden gaf A. te kennen dat hij van het hoger beroep af wilde. Hij heeft niet nader toegelicht waarom. Ook het OM had hoger beroep ingesteld, louter vanwege een technisch-juridische kwestie. Het was bereid het beroep ook in te trekken, omdat er voor justitie geen wezenlijk belang meer zou zijn dit door te zetten.
Volgens Richard Korver, de advocaat van de nabestaanden, is A. bang dat hij bij een veroordeling door het hof langer moet zitten. Zijn veroordeling door de rechtbank valt onder de oude regeling van voorwaardelijke invrijheidstelliing, waarbij een veroordeelde onder normale omstandigheden een derde van de straf niet hoeft uit te zitten. Per 1 juli geldt een aanzienlijke strengere regeling. Volgens Korver zou dat 56 maanden cel schelen.
Korver ziet het verzoek van A. als een verkapte schuldbekentenis. „Ieder weldenkend mens zou geen twintig jaar celstraf accepteren als hij weet dat hij onschuldig is.”
Het hof zal de zaak inhoudelijk behandelen op 29 juni en 1 juli.