Na decenium oorlog gaat Syrië jaren van honger tegemoet
Nederland kende in de Tweede Wereldoorlog een hongerwinter. Ook de Syrische bevolking lijdt na een decennium oorlog honger, maar te vrezen valt dat hier eerder sprake zal zijn van hongerjaren.
Eind 1944 keek de Nederlandse bevolking reikhalzend uit naar de bevrijders. Er bestond geen onenigheid over de vraag wie nu eigenlijk de vijand en de bevrijders waren. In Syrië blijkt deze kwestie echter oneindig gecompliceerder te zijn. En dan te bedenken dat de oorlog in Syrië al twee zo lang duurt als de Tweede Wereldoorlog in Nederland.
Een gierende inflatie en een duizelingwekkende geldontwaarding hebben voor de gemiddelde Syriër zelfs zoiets als brood tot een luxeartikel gemaakt. Dagelijks staan ze urenlang in de rij voor de enkele bakkerijen die nog opereren, in de hoop zich in elk geval die dag van eten te kunnen verzekeren. In een land dat ooit de graanschuur van het Midden-Oosten werd genoemd. Oorlog en corruptie deden hier hun werk, maar de fnuikende westerse economische sancties betekenden de doodssteek voor de economie.
Europese politici pretenderen ondertussen nog steeds dat ze door moreel hoogstaande principes worden gedreven. Josep Borrell is sinds 2019 de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken. Borrell herhaalde onlangs nogmaals dat de economische sancties tegen Syrië niet zullen worden opgeheven, voordat er in het land van een politieke transitie sprake zal zijn. Diplomatiek wellicht correcte woorden, maar de beangstigende realiteit is dat de huidige status quo in Syrië nauwelijks nog te handhaven valt. Syrië is al aan het imploderen, maar kan ieder moment ook exploderen.
In dit verband is het levensgevaarlijk om terug te keren naar het idee dat men met geweld het regime in Damascus zou moeten verdrijven. Dit lijkt echter precies wat de Turkse president Recep Tayip Erdogan beoogt.
Op 15 maart publiceerde Bloomberg een opiniestuk van Erdogan, die zijn goede vriend Donald Trump in het Witte Huis is kwijtgeraakt. Tijd dus om de relaties met diens opvolger Joe Biden op te poetsen. Hij riep Biden op samen te werken in Syrië „om een einde te maken aan de tragedie in dat land en hier de democratie te verdedigen.” Vooral dat laatste klonk nogal raadselachtig uit de mond van iemand die er door critici van wordt beschuldigd in eigen land de democratie net om zeep te hebben geholpen.
Volgens Erdogan „moeten westerse leiders Turkije steunen”, dat in het Syrische Idlib „het laatste bolwerk van de oppositie verdedigt.” Erdogan doet er verder niet moeilijk over dat Idlib zo ongeveer door al-Qaida en gelijkgezinde groeperingen wordt gerund.
Westerse steun voor het Turkse project in Syrië zal echter leiden tot een verslechtering van de relaties met de Arabische wereld, die deze Turkse expansie juist vreest. Dit werd goed begrepen in Rusland. Begin deze maand keerde de Russische minister van Buitenlandse Zaken Lavrov tevreden terug van een bezoek aan de Arabische Golfstaten. Zijn Koeweitse ambtsgenoot had hem bij die gelegenheid verzekerd dat de terugkeer van Syrië in de Arabische Liga „ons blij en gelukkig maakt.” Ook belangrijke Arabische landen zoals Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten maken zich sterk voor dit laatste. Zij maken zich zorgen om de capriolen van Turkije.