Buitenland

Bewust in Syrië blijven, ondanks de oorlog

Hoe doe je dat, blijven in een land waar al bijna acht jaar oorlog is? Een van de antwoorden is: door met elkaar op te trekken, je vast te houden aan je eigen gemeenschap. De Syrische kerk speelt daarin een opmerkelijke rol.

Jacob Hoekman
19 January 2019 18:33Gewijzigd op 16 November 2020 15:06
De snelweg tussen Damascus en Homs is weer open. Op deze route ligt het voormalige rebellenbolwerk Duma. Kilometerslang strekt totale verwoesting zich uit. beeld Jacob Hoekman
De snelweg tussen Damascus en Homs is weer open. Op deze route ligt het voormalige rebellenbolwerk Duma. Kilometerslang strekt totale verwoesting zich uit. beeld Jacob Hoekman

Je hebt twee soorten blijvers in Syrië. Degenen die er blijven tegen hun zin, en degenen die uit overtuiging blijven.

Omar Hussein hoort duidelijk bij de eerste categorie. Hij is 17 jaar en hij komt uit Aleppo. „Als ik een kans had, ging ik morgen naar Europa”, zegt hij tegen me als ik hem ontmoet in een kleine kleermakersfabriek in Damascus. Daar is hij, zoals zo veel mensen, heen gevlucht. De werkplaats van de UNHCR, de vluchtelingentak van de Verenigde Naties, is opgezet om mensen als Omar een kans te geven. Weg kunnen ze niet of nauwelijks, vaak omdat ze geen geld hebben, maar blijven is net zo goed lastig. Waar moeten ze van eten?

Nu, van het schamele loon dat Omar binnenbrengt dus. En dat wat zijn oudere broer verdient, die soortgelijk werk doet in een andere fabriek.

Omar laat zien wat hij doet. Links naast hem liggen stapels spijkerbroeken. Voor hem staat een naaimachine. En rechts naast hem liggen kleine lapjes spijkerstof. Dat zijn de lusjes die hij bovenaan de broeken moet naaien, waardoor een riem goed op zijn plaats blijft zitten.

Het is geen wereldbedrag wat hij ermee verdient – omgerekend zo’n 125 euro per maand. Maar het is beter dan niets. Zijn salaris deelt hij in drieën: een deel is voor zijn ouders, een tweede deel om uit te geven, en het laatste deel om te sparen. Want sparen, dat is altijd nodig – of hij hier nu blijft of toch kans ziet te vertrekken. Het zal het eerste wel worden, zucht hij wat mismoedig. „Dan kan ik het geld gebruiken om voor mezelf te beginnen in Aleppo, als we weer teruggaan. Ik droom ervan om onafhankelijk te zijn. Ik heb hier geleerd hoe ik met een naaimachine moet werken en het is niet moeilijk. Maar het liefst doe ik dat in Europa.”

Tweede nationaliteit

Blijven omdat ze nu eenmaal niet weg kunnen: het geldt voor miljoenen Syriërs. De meesten van hen zijn, zoals Omar, ontheemd in hun eigen land. Dat geldt voor 6 miljoen mensen. Velen van hen trokken naar Damascus of naar andere steden die relatief veilig zijn.

Tel daar nog een bijna even groot aantal Syriërs bij op dat naar andere landen is gevlucht, en de uitkomst van de rekensom is dat bijna 12 miljoen van de 20 miljoen Syriërs hun huis heeft verlaten als gevolg van de oorlog. Meer dan de helft van alle inwoners. Het zijn cijfers die je doen duizelen.

Toch zijn er onder de 8 miljoen die bleven nog altijd mensen die helemaal niet weg willen. Sommigen zouden eenvoudig kunnen vertrekken omdat ze een tweede nationaliteit hebben, maar ze kiezen ervoor om toch te blijven. Omdat ze dat als hun roeping ervaren, als hun dure plicht als Syriër.

Een van hen is pastor Samir Yacco (63), predikant van een van de baptistengemeenten in Damascus, waar elke zondag een paar honderd mensen samenkomen. Hij is niet alleen Syriër, maar heeft in de loop der tijd ook een Amerikaans paspoort weten te verwerven – net als zijn vrouw en kinderen. Die zijn nu definitief in de Verenigde Staten, maar pastor Samir kiest ervoor om het grootste deel van het jaar in Syrië te zijn om zijn kudde te dienen.

Nu ja, eigenlijk had hij niet echt een keuze. Door te blijven lost hij een dure belofte in, vertelt hij in het piepkleine kantoortje van zijn kerk in het hart van Damascus. Die belofte dateert uit zijn studententijd, toen hij de mogelijkheid kreeg om een theologische studie in Australië te volgen. Dat deed hij, „maar de gedachte om daar te blijven maakte me rusteloos, steeds opnieuw.”

Lossere moraal

Nu, ruim 35 jaar later en in een land dat in chaos is gestort, weet pastor Samir waarom hij terug is gekomen. „Ik moest hier zijn voor de kerk. Die is gegroeid, ondanks de oorlog. God had hier een taak voor me.”

Die taak was allereerst het zorgen voor de christenen van zijn gemeente in Damascus. Maar ook tientallen ontheemde christenen uit andere delen van het land ving hij op. Juist in tijden van oorlog ervaren zij grote steun van andere christenen om hen heen. Met hulp van de Nederlandse Stichting Ismaël biedt pastor Samir hen al jaren niet alleen een gemeenschap, maar ook levensmiddelen.

Dit is zijn taak, daar is de voorganger van overtuigd. Niet dat er nooit twijfel was. „Soms vroeg ik me af of het de juiste beslissing was om in Syrië te blijven – zeker op momenten dat het me niet lukt om mensen weer in het rechte spoor te krijgen. Door de oorlog is de moraal losser geworden. Jongeren willen meer dan vroeger de wereld en de Bijbel met elkaar verenigen, terwijl dat niet kan. Mijn waarschuwingen zijn echt niet altijd effectief.”

Toch is zijn gemeente dwars door de oorlog overeind gebleven en zelfs gegroeid. Want juist de hechtheid van de gemeenschap maakt het makkelijker om de oorlog te overleven. „Vergeet niet: onze jongeren zijn nog altijd heel anders dan de wereld. Ik verwacht echt geen ongetrouwd meisje bij me dat zegt: Ik ben zwanger. Ik zeg niet dat het nóóit kan gebeuren, maar ik verwacht het niet mee te maken. Seks voor het huwelijk past ondanks alles niet in onze cultuur. Niet iedereen is overtuigd christen, maar in onze cultuur is het nog altijd ondenkbaar dat je de kerk verlaat.”

Desolate verwoesting

Zoals pastor Samir denken er meer. Rami bijvoorbeeld, de trouwe assistent en chauffeur van de voorganger. Hij is 40 jaar, komt uit Homs en is ongetrouwd. „Ik denk dat ik zinvol bezig ben met het opbouwen van het land, samen met pastor Samir”, zegt hij terwijl hij de auto over de snelweg richting Homs stuurt. Toch kent ook hij twijfel. „Steeds meer christenen verlaten het land. Syrië is kapot.”

Hij wijst om zich heen, waar desolate verwoesting ons aangrijnst. De snelweg M5 van Damascus naar Homs loopt dwars door Duma en langs Oost-Ghouta. De route is sinds kort weer open voor het verkeer. Dit gebied was een van de laatste rebellenbolwerken in de buurt van Damascus, totdat president Assad het in maart 2018 na heftige strijd heroverde. Het resultaat is een doodse voorstad waar aan puin geschoten betonmassa’s het beeld bepalen.

Eenmaal in Homs, een stad die ook zwaar onder de oorlog te lijden heeft gehad, houden we halt bij de kerk van pastor Da’as Haddad – opnieuw van een baptistengemeente. De etensgeuren waaien ons tegemoet. Hij gaat ons voor naar zijn kantoortje, waar hij onder een verbleekte, in het Arabisch opgestelde poster van de brede en de smalle weg gaat zitten. Arabische Bijbelteksten, ingelegd in parelmoer, hangen aan de muur. De beelden van dertien bewakingscamera’s in en rond de kerk komen binnen op een groot scherm in dit kleine zenuwcentrum. Hier dringt nog geen muis ongemerkt binnen.

Pastor Da’as speelt met zijn kralenketting. Zijn voeten zijn in witte sportsokken gehuld en in badslippers gestoken. Hij heeft zo mogelijk nog sterker dan pastor Samir de overtuiging dat hij moet blijven in Syrië; dat hier een taak voor hem is weggelegd. Zijn vrouw en kinderen zijn, net als die van pastor Samir, in de Verenigde Staten – dat ultieme toevluchtsoord dat voor veel Syriërs de bijklank van het paradijs heeft gekregen.

Maar zo niet voor pastor Da’as. „De kerk sluiten? Vertrekken? Daar had ik geen vrede mee. Sommigen zeiden: Je bent gek dat je hier blijft. Maar ik moest dat doen. En nu weet ik waarom. Vluchtelingen overspoelen Homs. Ze hebben vaak geen gemeenschap meer waar ze bij horen. En velen komen hier, in de kerk. Voor mij is het geen enkele vraag meer waarom ik hier moest blijven. God gebruikt deze crisis om de kerk te vernieuwen. Dat is de enige reden dat ik hier nog ben. Ik geloof dat er verandering aan het komen is. Deze oorlog lijkt op een goddelijke voorbereiding voor een geestelijke vernieuwing.”

Bakmeel

De volgende dag heb ik de kans om in de regio Homs een groep christelijke studenten toe te spreken. De organisator, de tandarts Nahla, is een gedreven vrouw die naast haar werk jonge mensen wil ondersteunen waar ze maar kan. Ze waarschuwt me: de meeste jongeren hebben schade opgelopen door de oorlog. Dat kan ik me voorstellen. Als je 20 bent en de oorlog brak los op je 12e, dan zijn je meest bepalende jaren oorlogsjaren geweest. Dat moet wat doen met een puber.

Maar die avond zie ik in eerste instantie vooral een groep levenslustige jongeren, gehecht aan elkaar en gehecht aan het leven. Ze zijn niet bang hun mening te geven in het publiek. Ook niet als ze zeggen dat ze geen goede relaties hebben of dat God ver weg is voor hen. Het is soms rauw, maar eerlijk.

Later die avond is er tijd voor ontspanning. Hoewel, feitelijk is het hard werken: heel wat Syrische studenten willen met me op de foto. Een van de studentes zegt steeds weer, in verrukking: „Je ziet er zó Amerikaans uit!” Dat dat zegt meer over haar Amerikaanse idealen dan over mij, realiseer ik me.

Dan is het tijd voor een spellenronde. De studenten zijn opgedeeld in de regio’s waar ze vandaan komen. Bij de groep uit Daraa, in het zuiden van het land, zitten niet zoveel mensen, dus ik voeg me daar maar bij. We duwen een balletje vooruit met een aardappel die met een touw aan onze broek zit vastgebonden, we happen in bakmeel om een munt tevoorschijn te halen en lachen erom dat we er als djinns uitzien.

Ik geloof niet dat je in Nederland een studentenvereniging hier warm voor zou kunnen krijgen. Ja, op het schoolplein, voor de onderbouw van de basisschool tijdens Koningsdag, zouden deze spellen in de smaak vallen. En toch zijn dit echt geen doetjes. Deze jongeren zijn opgegroeid in een verscheurd land en ze weten wat de wereld te bieden heeft.

„Ik hoop dat jij nooit hoeft te zien wat velen van ons hebben gezien”, zegt een jongen tegen me. Het leidt tot serieuze gesprekken over God, over het leven in het algemeen, en over blijven in een land dat het licht van God nodig heeft. Het is diep in de nacht als ik eindelijk op bed lig – nadat ik het bakmeel uit mijn haren heb gespoeld.

Resten van huizen

Niet veel later rijd ik terug naar Damascus. Opnieuw kom ik langs het met de grond gelijkgemaakte Duma en Oost-Ghouta. Betonnen skeletten bepalen het beeld, kilometerslang. Hier en daar wapperen gordijnen uit resten van huizen. Half aan puin geschoten minaretten, eenzaam boven de puinhoop uittorenend, zwijgen tijdens de oproep voor gebed. Ze benadrukken de desolate triestheid van dit gebied.

Maar zo plotseling als het verwoeste gebied begon, zo plotseling houdt het ook weer op. Er komt weer kleur in het straatbeeld. De zon gaat onder, maar de lichtjes van marktkraampjes gaan aan in alle kleuren van de regenboog. Een ezeltje trekt een volgeladen kar met onduidelijke waar. Een haveloze bus tuft voorbij. In het open raam, het hoofd half naar buiten, hangt een kind op de schoot van zijn moeder. Het slaapt, tevreden voor het moment.

Dit is ook Syrië. Het is waar, het tafereel heeft iets troosteloos over zich. Maar toch. Hier laat het leven zich, ondanks alles, niet verdrijven.

serie Overleven als Syriër

De oorlog in Syrië heeft miljoenen levens ontwricht. Drie reportages vanuit Syrië laten gezichten zien bij dat kille aantal. Sommigen vertrekken, anderen bleven, weer anderen komen terug. Deel 2: de blijvers.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer