Scholten wees inenting als voorzorgsmiddel af
Het grote bezwaar van L. M. P. Scholten tegen vaccinatie was dat we ons hierdoor immuun willen maken voor Gods slaande hand. Hij geloofde dat Gods voorzienig bestel ook over voorzorgsmaatregelen gaat, maar dat dit niet elke voorzorg acceptabel maakt.
In zijn artikel ”Inenting afwijzen om voorzienigheid is misverstand” (RD 13-3) verwijst P. T. Folmer naar een ”Terzijde” in ”De Wachter Sions” van L. M. P. Scholten in 1980 of 1981. Het zou heel waardevol zijn als alle vijf de “Terzijdes” van Scholten over vaccinatie nog eens gepubliceerd zouden worden.
Scholten zou helemaal hebben kunnen instemmen met de eerste zin in Folmers artikel: „Het voorzienig bestel van God, dat over alles gaat, sluit onze voorzorgsmaatregelen niet uit maar in.” Maar een grondig en Bijbels gefundeerd onderzoek bracht Scholten tot de conclusie dat niet alle voorzorgsmiddelen geoorloofd zijn.
Toetsvragen
Scholten stelt in zijn ”Terzijdes” twee toetsvragen:
1. Is de voorzorgsmaatregel op zichzelf genomen – met inbegrip van de achterliggende gedachte, het principe waarop de maatregel gebaseerd is – in overeenstemming met het geloof in Gods voorzienigheid?
2. Wordt de maatregel gebruikt op een wijze die in overeenstemming is met het geloof in Gods voorzienigheid?
Scholten schrijft dan: „…de medische risico’s zijn nu nog maar klein…” En: „Medische risico’s zijn voor ons niet het hoofdbezwaar. Ons grote bezwaar ligt elders. En dat is het argument dat door middel van vaccinatie we ons immuun maken voor Gods slaande hand.” Hij citeert een bijdrage in Trouw van 24 september 1992 die zeer waardevol is. „Anders dan men geneigd is te denken, beschouwt deze groep haar gedrag wel degelijk als verantwoord. (…) Principieel bezwaarden zien in een dergelijke gang van zaken zoiets als een verzoeking. Een gezond mens maakt zich een beetje ziek, om het echte ziek worden als het ware te slim af te zijn. Men beschouwt dit als spelen met vuur, zoiets als God uitdagen uit Wiens hand volgens hen immers gezondheid en krankheid komen. Dat is de redenering en niet, zoals vaak gedacht wordt, het idee dat de mens zich niet tegen rampen zou mogen beschermen.”
Met instemming citeerde Scholten deze woorden van mensen buiten de groep gemoedsbezwaarden die een juist beeld schetsten, in tegenstelling tot een hoogleraar die met een bepaalde mate van laatdunkendheid reageerde.
Armzalige hoop
Heel bijzonder is het volgende citaat van Scholten: „Er zijn er, die overgaan tot vaccineren uit angst en vrees, en we kunnen dat verstaan; het moet er maar eens om gaan spannen. Maar we horen ook van mensen die het mogen doen in geloof. En dan stellen wij voorzichtig de vraag: Ligt er soms een verband? Hoe gemakkelijker men geloven kan, des te gemakkelijker kan men ook in het geloof laten vaccineren?
Maar ook omgekeerd, je hoort thans ook mensen die zo standvastig kunnen zijn in het afwijzen van vaccinatie; heel geen vrees, want ze mogen geloof hebben dat de Heere hun tent bewaren zal. Ook groot geloof.
Daartussen zit een armzalige hoop, want die hebben niets dan schrik. En ze kunnen zich nergens, maar dan ook nergens op verheffen. Integendeel, ze gevoelen hun schuld, en ze gevoelen tegelijkertijd dat dat gevoel hen ook al niet verder brengt. Geve de Heere een buigen onder Zijn heilig recht en een smeken om genade.”
Hopelijk mogen velen onder ons behoren tot die armzalige hoop. Zij zullen de geoorloofde voorzorg ter harte nemen en de ongeoorloofde voorzorg niet durven nemen, omdat ze bevreesd zijn de Heere tegen te krijgen.
De auteur is werkzaam als pastoraal werker in de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Barneveld.