Volgens Artsen Zonder Grenzen reden drie hulpverleners dinsdag in Tigray rond in een voertuig dat duidelijk te herkennen was aan de kleuren van de ngo. Op de weg vanuit Mekele, de hoofdstad van Tigray, naar Adigrat „kwamen ze iets tegen dat het resultaat leek te zijn van een hinderlaag van een Ethiopisch militair konvooi door een gewapende groep, waarbij soldaten waren gedood en gewond waren geraakt”, aldus de verklaring.

De Ethiopische soldaten stopten daarop de auto van de ngo en twee minbusjes van het openbaar vervoer die erachter reden. „De soldaten dwongen de passagiers uit de minibussen. De mannen werden gescheiden van de vrouwen, die mochten vertrekken. Even later werden de mannen doodgeschoten”, meldt Artsen Zonder Grenzen.

Het team van de hulporganisatie mocht daarop verder rijden maar werd even later weer door regeringssoldaten aan de kant gezet. „Ze haalden de chauffeur van Artsen Zonder Grenzen uit het voertuig, sloegen hem met de geweerkolf en dreigden hem te doden. Uiteindelijk mocht de chauffeur terug het voertuig in en kon het team terugkeren naar Mekele.”

De Ethiopische premier Abiy Ahmed lanceerde in november een militair offensief tegen rebellen in Tigray om de leiders van het Volksbevrijdingsfront van Tigray (TPLF) omver te werpen. Ahmed beschuldigde het TPLF ervan basissen van het regeringsleger te hebben aangevallen.

De premier, die in 2019 nog de Nobelprijs voor de Vrede won, verklaarde eind november dat het conflict voorbij was nadat zijn troepen Mekele hadden ingenomen. Het TPLF heeft echter gezworen om de wapens nog niet neer te leggen.

De Ethiopische regeringsleider heeft dinsdag toegegeven dat er wreedheden zijn begaan in Tigray. Ahmed erkende dat er in elk geval sprake is geweest van grootschalige verkrachtingen en plunderingen. Ook gaf Ahmed na lange tijd toe dat ook troepen van buurland Eritrea actief zijn in de regio. Die zouden zich, net als het Ethiopische regeringsleger, stelselmatig schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden.