Advies Hoge Raad: geen vervolging ministers toeslagenaffaire
De procureur-generaal bij de Hoge Raad, Jos Silvis, ziet geen aanknopingspunten voor een strafrechtelijk onderzoek tegen ministers en staatssecretarissen in de toeslagenaffaire rond de kinderopvang.
Silvis adviseert geen strafrechtelijk opsporingsonderzoek te laten verrichten naar aanleiding van een aangifte tegen de bewindslieden. Dat is de uitkomst van een door hem uitgevoerd oriënterend onderzoek, meldt de Hoge Raad vrijdag.
Advocaat Vasco Groeneveld deed op 12 januari namens een groep gedupeerden van de kinderopvangtoeslagzaak aangifte tegen de ministers Tamara van Ark (Medische Zorg), Wopke Hoekstra (Financiën) en Eric Wiebes (Economische Zaken). Daarnaast werden voormalig staatssecretaris van Financiën Menno Snel en oud-minister Lodewijk Asscher in die aangifte betrokken. Op 3 februari deed de advocaat ook aangifte tegen premier Mark Rutte. Groeneveld vertegenwoordigt tachtig slachtoffers.
Voor aangifte tegen bewindspersonen geldt een protocol. Dat schrijft voor dat de procureur-generaal bij de Hoge Raad een oriënterend onderzoek begint, gericht op de vraag of er aanknopingspunten zijn voor een opsporingsonderzoek. Als deze oriënterende fase klaar is, informeert de procureur-generaal bij de Hoge Raad de minister van Justitie en Veiligheid, Ferd Grapperhaus.
De procureur-generaal kan niet naar eigen inzicht tot strafvervolging overgaan. Hij dient daarvoor opdracht te krijgen van de regering of de Tweede Kamer. Grapperhaus kan als vertegenwoordiger van de regering de procureur-generaal opdracht geven tot het verrichten van een opsporingsonderzoek. Vervolgens is het aan de regering om de vervolgingsbeslissing te nemen.
Ook indien de regering geen opdracht geeft tot strafvervolging, kan de Tweede Kamer daartoe nog wel besluiten.
Silvis schrijft in zijn onderzoeksverslag dat de problemen in de toeslagenaffaire het gevolg zijn van wettelijke tekortkomingen. Dat voor ouders in het toeslagensysteem grote problemen kunnen ontstaan „is bij het opstellen van de wetgeving niet onderkend”. Belangrijke juridische middelen voor rechtsbescherming zijn door de wetgever indertijd niet in de wet opgenomen, schrijft Silvis.
De problemen hangen volgens de leider van het parket bij de Hoge Raad niet samen met vervolgbare ambtsdelicten van bewindspersonen. „De aangifte is grotendeels gebaseerd op de ondervraging door een parlementaire commissie. Wettelijk mag die ondervraging niet als bewijs worden gebruikt in een strafvervolging”. Hij geeft aan dat „in een systeem van parlementaire democratie de politieke verantwoording voorop hoort te staan”.