Binnenland

„Fusie leidt niet tot beter ziekenhuis”

De prestaties van ziekenhuizen worden niet of nauwelijks beïnvloed door hun omvang, marktaandeel of door de vraag of ze in het verleden gefuseerd zijn. Doorslaggevend zijn de keuzes van de directie om de kwaliteit van de zorg of de bezettingsgraad van de bedden te vergroten.

Van onze verslaggever
2 November 2004 08:48Gewijzigd op 14 November 2020 01:49

Dat stelt de gezondheidswetenschapper drs. Martin den Hartog in een proefschrift waarop hij woensdag aan de Universiteit van Tilburg promoveert.

Den Hartog noemt de uitkomsten van zijn studie een fikse tegenvaller voor het overheidsbeleid dat de afgelopen decennia was gericht op de planning van de ziekenhuiscapaciteit en het bevorderen van fusies. „Dat beleid is een slecht middel gebleken om de prestaties van ziekenhuizen te sturen. Dit is een dure les.”

Enkele weken geleden vroeg oud-VVD-kamerlid De Grave, beoogd voorzitter van de Zorgautoriteit in oprichting, om een mandaat om fusies tussen ziekenhuizen te kunnen terugdraaien zodra zou blijken dat de patiënt er niet bij gebaat was. „Verstandige taal”, meent Den Hartog, „maar een marktstructuur die zich over een lange periode heeft gevormd, draai je niet met een handbeweging terug.”

Den Hartog, in het dagelijks leven directeur-bestuurder bij het Regionaal Indicatieorgaan Leidse Regio, raakte geïnteresseerd in het rendement van fusies tussen ziekenhuizen toen hij in 1992 de fusietrends in het kader van zijn afstudeerscriptie voor het eerst in kaart bracht. Hij stelt vast dat tussen 1978 en 2002 niet minder dan 86 ziekenhuizen zijn gefuseerd.

Door te fuseren reageerden ziekenhuizen volgens de gezondheidswetenschapper in de eerste plaats op de zogenaamde planningswetgeving. Daarmee probeerde de overheid in de jaren zeventig vanwege kostenbeheersing de capaciteit van de klinische zorg te plannen. „Afhankelijk van het aantal inwoners in hun regio moesten in sommige ziekenhuizen bedden verdwijnen. De angst dat die maatregelen het einde van het ziekenhuis zouden betekenen, heeft de drang tot fuseren in de hand gewerkt.”

Opvallend is volgens Den Hartog dat veel van de fusies van de afgelopen jaren zich hebben voorgedaan bij ziekenhuizen met meer dan 500 bedden, de zogenaamde topziekenhuizen. „Qua omvang kunnen dergelijke ziekenhuizen zich na zo’n fusie meten met een academisch ziekenhuis, wat echter niet wil zeggen dat ze ook automatisch dezelfde kwaliteit leveren.”

Hét voorbeeld van een ziekenhuis dat na zo’n fusie niet aantoonbaar beter ging presteren, is volgens Den Hartog het IJsselmeerziekenhuis in de provincie Flevoland. Dit ziekenhuis ontstond op 1 januari 1990 uit een fusie tussen het Dr. H. J. Jansen Ziekenhuis in Emmeloord en Het Zuiderzeeziekenhuis in Lelystad.

Na de fusie gaf het ziekenhuis geen blijk van een duidelijke strategie, stelt Den Hartog. „In plaats daarvan kregen de specialisten het met elkaar aan de stok. Van de Inspectie voor de Gezondheidszorg kreeg het ziekenhuis vervolgens zelfs een opnamestop opgelegd.”

Met een keus voor de strategie van kwaliteitsmaximalisatie was het ziekenhuis waarschijnlijk beter af geweest, concludeert de promovendus. Daaronder verstaat hij dat ziekenhuizen investeren in groei van het verzorgend personeel -zeg maar: meer handen aan het bed- en in groei van het aantal specialisten. Doet die groei zich voor, dan heeft dat een positief effect op de omzet, maar óók op de kwaliteit van de zorg, constateert Den Hartog. „Het heeft dus geen zin fusies te bevorderen in de veronderstelling dat de kwaliteit dan vanzelf verbetert.”

Dat de politiek de marktwerking blijft stimuleren, ook al is het bevorderen van fusies op niets uitgelopen, vindt de promovendus een goede zaak. „Door die vele fusies vertoont de markt op dit moment monopolistische trekjes. Daarom is het zaak ziekenhuizen te prikkelen tot maatschappelijk gewenst gedrag. De contractvrijheid van zorgverzekeraars kan daaraan bijdragen. Als zij per zorgonderdeel mogen bepalen met welk ziekenhuis ze zakendoen, dwing je ziekenhuizen zich te onderscheiden. De een wordt dan heel goed in neurochirurgie, de ander in liesbreukoperaties. Daar heb je wat aan.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer