Werkloze dijk in Hedwigepolder wordt proefobject tegen lekken
Waterschap Hollandse Delta gaat in de Hedwigepolder een proef doen om de sterkte van dijken met een ondergrond van zand nader te onderzoeken. Gekeken wordt of dijken met zogeheten getijdenzand aan de voet beter bestand zijn tegen het ontstaan van lekken dan dijken met rivierzand. Voor de proef is 5 miljoen euro uitgetrokken en de resultaten dienen in 2022 beschikbaar te zijn.
De dijk langs de Hedwigepolder in Zeeuws-Vlaanderen heeft geen functie meer omdat de polder aan de natuur wordt teruggeven. Daarom ziet het waterschap in deze dijk de uitgelezen mogelijkheid om een praktijkproef te doen met de weerstand van getijdenzand tegen het lekken, dat in vaktermen ‘piping’ wordt genoemd. Piping is een bekend probleem. Bij hoogwater sijpelt er kwelwater onder de dijk door naar de andere kant. Daardoor ontstaan kanaaltjes in de dijk, die steeds meer grond en water meevoeren. De dijk verzwakt en kan uiteindelijk zelfs breken.
Vorig jaar bleek uit een eerste proef voor de Waddenzeekust al dat dijken met getijdenzand beter bestand zijn tegen piping dan dijken met rivierzand. Getijdenzand bleek tweemaal minder gevoelig voor doorlekken. De proef in de Hedwigepolder is uitgebreider dan die in Friesland. Een derde van alle dijken in Nederland is een zeedijk en als uit deze nieuwe proef ook blijkt dat er veel minder water door de voet van een dijk met getijdenzand kan doordringen, kan dat een besparing opleveren van naar schatting 100 miljoen euro voor de Nederlandse dijkversteviging.
Waterschap Hollandse Delta krijgt de kosten van de proef voor 100 procent vergoed uit het zogeheten Hoogwaterbeschermingsprogramma.