Binnenland

Dienaar van de publieke zaak

Een zwarte bladzijde in de geschiedenis. Zo noemde de christelijke gereformeerde ethicus prof. dr. W. H. Velema de invoering van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) in 1994. Krap tien jaar later constateert voorzitter mr. A. G. Castermans (42) van de commissie die toeziet of iedereen zich aan deze wet houdt, dat die opmerking wellicht te voorbarig was. „Misschien biedt de wet christenen juist te veel bescherming.”

Ewout van der Staaij
29 October 2004 11:31Gewijzigd op 14 November 2020 01:49
Mr. A. G. Castermans: „Ik geloof niet dat iemand in zijn geloof is belemmerd door het invoeren van de Algemene wet gelijke behandeling.” Foto RD, Anton Dommerholt
Mr. A. G. Castermans: „Ik geloof niet dat iemand in zijn geloof is belemmerd door het invoeren van de Algemene wet gelijke behandeling.” Foto RD, Anton Dommerholt

Wie er geen weet van heeft, ziet nauwelijks dat de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) in Utrecht zetelt op de hoek van de Kleine Singel en de Wittevrouwensingel. Het vrij nieuwe pand is in deze oude wijk weliswaar een aardige blikvanger, maar slechts een bescheiden bord maakt duidelijk wie de bewoner is.

Een zuil bij de entree van het pand informeert over de betekenis van de commissie: een onafhankelijk, landelijk college, dat toeziet op de naleving van haar oordelen, adviseert en voorlichting geeft over gelijke behandeling. In Nederland mag niemand wegens godsdienst, ras, geslacht, leeftijd of handicap worden achtergesteld.

„Het is erg eervol om juist in een tijd waarin gelijke behandeling hoog op de agenda van het maatschappelijk debat staat, daaraan een steentje te mogen bijdragen”, zegt mr. A. G. Castermans. Hij is sinds half mei voorzitter van de commissie.

Het steentje van Castermans is in Flakkee gaan rollen. Zijn eerste twaalf jaren bracht hij op het toenmalige eiland door. De verhuizing naar Den Haag betekende een grote overstap. „De verschillen tussen het platteland en de stad waren enorm. Ik kwam van een kleine, hechte gemeenschap terecht in een grote stad met veel verschillende culturen. De verschillen die ik heb waargenomen in mijn jeugd, motiveren mij een bijdrage te leveren aan gelijke kansen voor mensen.”

Na een rechtenstudie in Leiden ging Castermans aan de slag als docent burgerlijk recht en sinds 1992 als advocaat. Niet alleen om brood op de plank te hebben, maar vooral als dienaar van de publieke zaak. Dit jaar maakte hij de overstap naar de CGB. De voorzitter is van remonstrants-gereformeerden huize. „Remonstranten zijn voorstander van de eigen verantwoordelijkheid van mensen, en ook van verantwoord maatschappelijk handelen. Dat spoort prachtig met het werk dat we als commissie doen.”

Wat bewoog u om voorzitter te willen worden?
„Ik ben gevraagd van de zijde van het ministerie van Justitie én van de commissie om te solliciteren. Het werkterrein van de Commissie Gelijke Behandeling bood voldoende aantrekkingskracht. Als ik alleen al kijk naar het integratiedebat, dan heeft een voorzitter van de commissie meer ruimte om zich daarin te mengen dan een landsadvocaat.”

Heeft u nog tijd voor hobby’s?
„We kennen als commissie geen zomerreces. Zeker dit jaar moet de hand aan de ploeg, omdat we hard bezig zijn met de tweede evaluatie van de AWGB. Die moet eind dit jaar klaar zijn.

Als ik thuis ben, maak ik graag muziek. Ik speel piano. Een Franse componist als Ibert vind ik leuk om te spelen. Bach maakte eveneens prachtige muziek. Ik ben verder een fervent liefhebber van poëzie. Daarom zit ik ook in het bestuur van het Letterkundig Museum. Vasalis is mijn absolute favoriet. Daarnaast vragen thuis drie kinderen ook veel vrolijke aandacht.”

En gelijke behandeling?
Lachend: „Een van de eerste dingen die je merkt als ouder is dat je heel graag de kinderen gelijk zou willen behandelen. Maar al vanaf dag één weet je dat daar helemaal niets van terechtkomt. Ieder mens is uniek.”

U bent een halfjaar voorzitter van de commissie. Wat is uw eerste indruk?
„Meer nog dan ik had gedacht raakt het werk van de commissie het leven van alledag. Als je ziet wat voor zaken er voorbijkomen, dan treft het mensen rechtstreeks in hun dagelijkse bezigheden. Een belangrijk gedeelte van onze zaken heeft betrekking op arbeid. Het commissiewerk raakt ook burgers in hun persoonlijke levenssfeer. Een gescheiden vader vraagt om dezelfde informatie als zijn ex-vrouw over hun schoolgaande kinderen krijgt. Ik had er nooit bij stilgestaan dat dergelijke zaken hier ook langskomen. Dat heeft me enorm getroffen.”

„Nieuw voor mij is ook de actuele discussie over discriminatie op grond van leeftijd, die op heel onverwachte terreinen om de hoek komt kijken. Politici hebben ervoor gekozen leeftijd als irrelevant kenmerk te zien. Dat heeft nogal wat consequenties. Kijk maar naar de discussie over extra vakantiedagen voor ouderen. Als mensen mij vragen hoe ze dat dan moeten zien, vraag ik hun het woord ouderen te vervangen door vrouwen en jongeren door mannen. Moeten vrouwen twee vakantiedagen meer krijgen dan mannen? Nee. Daar zijn we het snel met elkaar over eens.”

Heeft u een bepaalde vorm van discriminatie op het oog die u echt wilt aanpakken?
„Dat is een lastige vraag. In de komende periode zullen we veel aandacht moeten besteden aan leeftijd, handicap en chronische ziekte, de nieuwe wetsgronden waarop mensen geen onderscheid meer mogen maken. Dat vergt nog wel wat extra aandacht. Het aantal zaken over handicap blijft achter bij wat we dachten, zodat het vooralsnog een zorgenkindje blijft. Er is werkelijk wat loos.

Verder hebben we het spreidingsbeleid van scholen in de kijker. Dat ligt vanuit het oogpunt van gelijke behandeling erg gevoelig. Dat geldt ook voor de gevoelde behoefte om op het gebied van huisvesting een soort spreidingsbeleid te willen voeren, zodat je wijken van een bepaalde samenstelling krijgt. Wie treft dat? Juist de groepen die wij moeten koesteren en beschermen: bejaarden, gehandicapten en allochtonen.”

De vrijheid van onderwijs staat in de Haagse politiek ter discussie. Hoe kijkt u daar tegenaan?
„We hebben juist als commissie al onze zaken die het bijzonder onderwijs betreffen op een rijtje gezet. Het valt op dat deze scholen bijna nooit een beroep doen op de vrijheid van onderwijs. Kijk maar naar de discussie over het verbieden van hoofddoekjes. Als we vragen of dat verbod vanuit de grondslag is geformuleerd, hanteert men voor de beantwoording veel algemenere gronden. Blijkbaar komt het bijzonder onderwijs al een heel eind zonder dat de grondslag wordt aangevoerd om een bepaald beleid te verdedigen. Als scholen die gebruiken, respecteren wij dat. We kijken alleen of ze consistent zijn in het doorvoeren van de grondslag. We nemen een school dan graag de maat: „Is het nu toevallig op het hoofddoekje gericht dat u zich beroept op de grondslag, of blijkt dat al uit uw schoolplan en uw aannamebeleid?”

Kennelijk werkt de AWGB prima, zodat scholen zich niet hoeven te verschansen achter hun grondslag. Dat vind ik prachtig. Het strekt veel meer tot samenhang in onze samenleving dat ook het bijzonder onderwijs de identiteit niet als schild gebruikt. Scholen kruipen erachter vandaan en voeren debatten in algemene noties van gelijke behandeling. Dat is echt te prijzen.”

Reformatorische scholen worden nog steeds niet gedwongen homoseksuele personeelsleden in dienst te nemen?
„Bij mijn weten speelt het in de praktijk niet. Wij krijgen die zaken niet aangeleverd. Dat is in 1999 bij de eerste evaluatie van de AWGB geconstateerd en ik kan een voorschot geven op de komende evaluatie: dat is opnieuw zo. Er is één zaak geweest en die heeft die school gewonnen.

Homoseksualiteit blijft een gevoelig onderwerp: het homoblad Expreszo had misschien niet zo’n fijnbesnaarde inhoud. Ik kan mij best voorstellen dat scholen het liever niet verspreidden. Natuurlijk moeten christelijke scholen wel openstaan voor de verschillende seksuele voorkeuren van hun leerlingen. Er zijn minder schokkende manieren om daarvoor aandacht te vragen.”

U blijft scholen de maat nemen als ze zich beroepen op hun identiteit?
„Als ze zich daarop beroepen, gaan we de naleving van de identiteit zeker toetsen.”

Wat als er een verschuiving in het denken over homoseksualiteit optreedt binnen een deel van de orthodox-christelijke kring?
„Wij treden nooit in de inhoud van een opvatting. Laat ik het heel helder zeggen: De commissie treedt nooit in een levensbeschouwing. Noopt de islam een meisje wel of niet tot het dragen van een hoofddoek? Mag mevrouw Eringa wel of niet vanwege haar geloof homohuwelijken sluiten? Dat laten we rusten. Daarin zijn we wel geïnteresseerd, maar we laten het niet meewegen in de uitspraak. Het gaat er bij ons om: als iemand een bepaalde levensbeschouwing heeft, doet hij er dan áltijd wat mee, of alleen willekeurig? In dat laatste geval zijn we kritisch.”

Wat is uw indruk van de zaak-Eringa?
„Wij hebben destijds een opening geboden voor mevrouw Eringa zodat de gemeente met haar verder kon. Het college heeft haar de ruimte gegeven en ervoor gekozen organisatorische maatregelen te nemen in plaats van zijn pijlen op mevrouw Eringa zelf te richten. De gemeenteraad heeft daar anders over gedacht en daar heb ik geen oordeel over. Het college heeft ons oordeel opgevolgd en dat stemt tot tevredenheid. Wat de politici er uiteindelijk van vinden, moet ik bij hen laten liggen.”

U wilt toch dat al uw uitspraken worden overgenomen?
„Het is niet níks wat mevrouw Eringa doet. Zij sluit mensen uit. Mevrouw Eringa zegt eigenlijk dat ze homoseksuelen niet in de echt mag verbinden vanwege haar godsdienstige overtuiging. Dat is een kwetsbaar standpunt. Ik kan begrijpen dat mensen zeggen: „Moet het openbaar gezag dit uitstralen?” Ik ben er als commissievoorzitter blij mee dat er kennelijk een modus is gevonden dat in een grote gemeente als Leeuwarden én de individuele trouwambtenaar niet voor onoverkomelijke problemen wordt geplaatst én er voldoende ambtenaren zijn die homoseksuelen in de echt willen verbinden.

Dat is een goede vorm van pacificatie. De oude zuilenmaatschappij was zo gek nog niet. We hebben hier een oplossing: we kunnen leven met individuele opvattingen van een ambtenaar en maatschappelijk komen we verder. Ik zou ook zeggen: Tamboereer niet al te zeer op het voorkomen van een individuele figuur met eigen geloofsopvattingen als het uiteindelijke resultaat goed is. Je moet niet benadrukken dat er een trouwambtenaar is die iets niet wil. Ik denk dat we ermee opschieten als we ruimte houden voor pluriformiteit.

Niemand merkt het als mevrouw Eringa geen homoseksuele paren trouwt. Alleen de planner van de gemeente die ambtenaren moet inzetten. Het is niet zo dat homoseksuelen in Leeuwarden langs mevrouw Eringa moeten om te horen dat ze eigenlijk niet mogen trouwen. Vreedzame samenwerking moet het uitgangspunt zijn. Niemand wordt er minder van als je het op een organisatorische manier oplost. Iedereen komt aan zijn trekken.”

Waar ligt de grens tussen vrijheid van meningsuiting en discriminatie?
„Als iets tot uitsluiting leidt. Daarom is deze zaak zo pijnlijk als hij zou leiden tot uitsluiting van mevrouw Eringa of van homoseksuele stellen die willen trouwen. Er ligt een grens als een individu op het tweede plan dreigt te worden geschoven. Iedereen moet een plek hebben om zich te kunnen manifesteren.”

Mijn godsdienstige overtuiging kunt u als discriminerend ervaren.
„Gelukkig leven we in een land waarin we beiden naast elkaar kunnen leven. Zolang iedereen de democratische rechtsstaat respecteert, moeten we daar uit zien te komen.”

Niet alleen in de privé-sfeer voor je geloof uitkomen, maar ook op straat?
„Thuis mag meer dan op straat, de overheid mag minder dan een gemiddelde burger. Je moet op een gegeven ogenblik kunnen zeggen dat er in jouw geloof geen plek is voor homoseksuelen. Aan godsdienst is ook een zekere uitingsvrijheid verbonden. Er zijn grenzen denkbaar. Als je gaat zeggen dat homoseksuelen geen scheidsrechter mogen worden in het betaald voetbal moet je ophouden. Het blijft een kwestie van laveren.”

Mag een predikant van de kansel blijven zeggen dat homoseksualiteit zonde is?
„Kijk maar naar de strafzaken die zijn gevoerd, die vrijheid is er. Dat wekt bevreemding in het buitenland. Orthodoxe christenen mogen hun geloof belijden. Maar als een predikant gaat roepen dat Pim Fortuyn de grootste zondaar was omdat hij homoseksueel was en daar het eeuwige vagevuur aan koppelt, gaat hij te ver.”

Uw voorganger zei dat christenen en de homobeweging elkaar opjagen.
„Je kunt het verwerpelijk vinden dat mevrouw Eringa bepaalde mensen niet wil trouwen, je kunt het evenzeer verwerpelijk vinden dat mensen haar de baan af laten nemen. Het is veel nuttiger om te kijken hoe we het een en het ander kunnen verenigen. De praktijk heeft geleerd dat de AWGB geen katalysator hoeft te zijn van meningsverschillen.”

Toch is het beter om niet het achterste van je tong te laten zien als je bijvoorbeeld je huis niet aan een boeddhist wilt verkopen.
„Over de verkoop van uw huis mag u zelf beslissen. Voor een makelaar ligt dat anders, omdat die in het maatschappelijke leven is getreden met het aanbieden van diensten. Die moet waken voor uitsluiting van bepaalde groepen.”

Kan de commissie na een paar jaar over eenzelfde zaak een andere uitspraak doen?
„Dat mag je niet uitsluiten. Er zijn open normen in het geding en die moet je als commissie invullen.”

Hangt het zwaard van Damocles boven christenen, zoals ooit is gezegd?
„Dat kan ik echt niet plaatsen. Kijk naar onze staat van dienst. Volgens mij is inperking van de vrijheid van godsdienst niet aan de orde zolang godsdienst een door de wet beschermd criterium is. Je ziet nu in de praktijk dat velen door de opmars van de islam inperking van de uitingsvrijheid van die religie willen. Het is misschien wel een onvermoed effect van de wet uit 1994 dat je door bescherming te bieden bepaalde groepen in de gelegenheid stelt een muur rondom zichzelf te bouwen. Als de godsdienstvrijheid onder vuur ligt, komt dat niet door de commissie, maar door politici. De angst van orthodoxe christenen dat ze door de AWGB niets meer mogen, is niet juist. Het kan juist zijn dat de wet ze te veel bescherming biedt, op het terrein van de godsdienstvrijheid bijvoorbeeld.”

Kunt u zich nog voorstellen dat mensen de invoering van de AWGB als een zwarte bladzijde zien?
„Ik geloof dat men het niet meer zo ziet. Ik geloof wérkelijk dat men af en toe vanuit Utrecht uitspraken heeft zien langskomen die tot geruststelling moeten strekken als het aankomt op het respecteren van de vrijheid van godsdienst en de vrijheden van bijzonder onderwijs. Geen enkel bang vermoeden uit 1994 is bewaarheid.”

Maar het is bij wijze van uitzondering. Met de regel blijven veel christenen het niet eens.
„Dat kan. Maar helaas voor hen is de Nederlandse staat anders georganiseerd. Ik geloof niet dat iemand in zijn geloof is belemmerd door het invoeren van de AWGB. Nederland is sindsdien wel anders geworden, maar de ruimte voor geloof is door de introductie van deze wet niet gewijzigd.”

Zaterdag volgt op de pagina Opinie een reactie van prof. dr. W. H. Velema.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer