„Hier heb ik een bloedhekel aan”
Hij deed alle aanwezigen in de zittingszaal van de Utrechtse rechtbank af en toe naar adem happen. Het beeld dat rechter mr. J. W. Westerberg woensdag schetste van de gang van zaken rond het faillissement van de Naaldwijkse ondernemer Arend Solleveld was ronduit ontluisterend. Zelf leek Westerberg ook nog steeds niet te zijn bekomen. „Ik ben van de ene verbazing in de andere gerold.”
De zaak-Solleveld loopt al vanaf 1974. In dat jaar wordt het faillissement aangevraagd van glashandel Serco. Directeur Arend Solleveld is verbijsterd, want zijn bedrijf floreert. Daarom pikt hij het niet. Maar hij moet al snel in het stof bijten. Hij zou goederen aan het faillissement hebben onttrokken en wordt vastgezet. Ten onrechte, zo blijkt later. In de tijd dat hij in de cel zit, worden allerlei zaken in versneld tempo afgewikkeld.
Het begint allemaal als de Westlandse kassenbouwer Grimbergen zijn verplichtingen aan Serco niet kan nakomen. Dat lost Solleveld op door een meerderheidsbelang in Grimbergen te verwerven. Toch gaat de kassenbouwer op raadselachtige wijze op de fles en dan zijn ook de dagen van Serco geteld.
Solleveld legt zich niet neer bij de naderende ondergang van zijn bedrijf. Hij vermoedt een complot en benadert iedereen die hem kan helpen bij het ontrafelen daarvan. Zijn gevecht zal vele jaren gaan duren.
In 1986 komt hij in contact met vice-president mr. Westerberg van de Haagse rechtbank, die orde op zaken moet stellen in de faillissementskamer van de rechtbank. Hoe het verder ging, vertelde Westerberg woensdag in een onthutsend relaas voor de Utrechtse rechtbank.
Solleveld heeft de staat der Nederland aansprakelijk gesteld en wilde om die reden Westerberg graag horen. Dat was een goede gedachte, want de Haagse magistraat, die tegenwoordig deel uitmaakt van de zogeheten „vliegende brigade” binnen de rechterlijke macht, bleek de openhartigheid zelf.
Daar had hij reden toe, want ook hij had zich vaak vertwijfeld afgevraagd hoe het zo had kunnen lopen in het dossier-Serco/Solleveld. Centraal stond voor hem de vraag hoe er destijds een akkoord kon zijn gesloten tussen de curatoren en de Amrobank terwijl de vordering van de bank helemaal niet goed was onderbouwd. In plaats van de boedel nauwkeurig te bewaken, leken de curatoren die juist te hebben verkwanseld. Als toen niet een bedrag van 1,5 miljoen gulden was verdwenen, had Serco wellicht nog steeds bestaan.
„Er hing een onduidelijke waas omheen”, vond Westerberg. Hij had de rechter-commissaris erop aangesproken, want die moest toezicht houden op de curatoren, maar die maakte zich er niet druk over.
Dan was er ook nog ene mr. A. Blankenstein, curator in het faillissement van kassenbouwer Grimbergen. Die bleek eigenmachtig 7 miljoen gulden van de ene naar de andere bv te hebben doorgesluisd. Ook had hij in strijd met de wet op het privé-adres van een Haagse rechter post laten bezorgen, kennelijk omdat de inhoud niet door derden gelezen mocht worden. Later ontdekte Westerberg dat Blankenstein voorzitter en enige gemachtigde was geweest van een stichting die de aandelen van hetzelfde Grimbergen beheerde.
Westerberg zei van de ene verbazing in de andere te zijn gerold. Hij kreeg het idee dat er voortdurend zaken in de doofpot waren gestopt, ook bij de Haagse rechtbank. „Hier heb ik een bloedhekel aan”, liet hij Solleveld weten. De rechter kondigde aan dat het lek koste wat het kost boven water moest komen.
Westerberg liet allerlei onderzoeken instellen, maar tot zijn ergernis en verdriet moest hij tot slot de handdoek in de ring gooien. Er was „ongelooflijk veel misgegaan”, maar het lukte niet meer de waarheid te achterhalen. Blankenstein overleed, er was in de beginfase door de curator een streek uitgehaald die niet meer teruggedraaid kon worden en acties om geld terug te vorderen, zouden waarschijnlijk op niets uitlopen.
Zowel zijn sympathie als die van collega’s lagen bij Solleveld. Ze gunden hem een glorieuze overwinning, want wat hem was overkomen, was „zeer bedenkelijk.” Maar juridisch „zat het dicht.”
Veel minder leverde het getuigenis op van de Rotterdamse rechter mr. M. Holierhoek. Als beleidsmedewerker van het ministerie van Financiën had hij in de jaren negentig kennisgenomen van de verwikkelingen in de zaak-Solleveld. Dat het zaakje niet deugde, was hem al snel duidelijk geworden. Daarom had hij over een periode van acht jaar een dagboek bijgehouden.
Maar wat daarin stond, bleef een groot geheim. Hoewel hij had aangekondigd ten gunste van Solleveld te willen getuigen, had hij op het laatste moment nog contact opgenomen met het ministerie met de vraag of hij vrijelijk mocht spreken. Zijn vroegere superieuren hadden hem dat evenwel verboden vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht. Zodoende bleef zijn komst vruchteloos.
In april zullen de verhoren worden voortgezet. De lijst vermeldt nog een drietal rechters en enkele ex-curatoren. En niet te vergeten de gepensioneerde rechter-commissaris die woensdag niet kwam opdagen omdat Solleveld volgens hem tegen windmolens vecht.