Dertig scholen weigerden homoblad Expreszo
Ongeveer 30 van de circa 500 scholen voor voortgezet onderwijs hebben het homojongerenblad Expreszo geweigerd. Dat is 6 procent van het totaal.
Niet alleen protestants-christelijke en reformatorische scholen hebben het aanstootgevende blad niet aan hun leerlingen ter beschikking gesteld, maar ook openbare en rooms-katholieke. „Scholen van verschillende signatuur zijn vertegenwoordigd in de groep scholen die het blad hebben geweigerd of teruggestuurd”, zo schrijven minister Van der Hoeven van Onderwijs en staatssecretaris Ross van Welzijn in een brief die woensdag bij de Tweede Kamer is aangekomen. De brief was toegezegd tijdens een overleg over homo-emancipatie, twee weken geleden.
De scholen die het blad terugstuurden of weigerden, gaven aan „dat het taalgebruik en de vormgeving niet geapprecieerd (op prijs gesteld, red.) werd of dat scholen op hun eigen manier aandacht besteden aan het onderwerp.”
Van der Hoeven en Ross erkennen met zoveel woorden dat de manier waarop het blad aan de scholen is aangeboden, onjuist was. „Expreszo is zonder aanbiedingsbrief verstuurd, waardoor het voor scholen onduidelijk was wat de opzet en het doel van het blad was.”
In de brief bevestigen Van der Hoeven en Ross nogmaals dat scholen de vrijheid hebben om zelf te bepalen hoe ze invulling geven aan het thema homoseksualiteit. „Het feit dat het project gesubsidieerd wordt, wil niet zeggen dat scholen ook verplicht zijn dat materiaal te gebruiken. De situatie met betrekking tot homotolerantie en daarmee dus ook de aanpak, verschilt per school.”
De bewindslieden schrijven aan de Kamer dat de uitgever van Expreszo de mogelijkheden beziet voor een extra oplage van dezelfde editie waarin de omstreden tolerantietest (met een vulgaire passage over Balkenende) is aangepast.
In totaal heeft de overheid bijna 100.000 euro subsidie verstrekt aan de homobelangenorganisatie COC om het project Pink Quest mogelijk te maken. Het verstrekken van het magazine aan alle scholieren in het voortgezet onderwijs is een onderdeel van het project.
Het ministerie van Onderwijs verstrekte 50.000 euro, het ministerie van Sociale Zaken 19.000 en de Nationale Jeugdraad (die valt onder het ministerie van VWS) 28.000 euro. Een fonds van de bank VSB gaf 35.000 euro.