Hongarije en Polen even bang voor homohuwelijk als Nederland voor salafisme
De dreigende blokkade van Polen en Hongarije rond de EU-begroting illustreert de groeiende kloof tussen conservatief en progressief in Europa. Een oplossing van deze crisis zal dit gat niet dichten.
De Hongaarse premier Viktor Orban liet zich vorige week in zijn hart kijken toen hij de Europese Unie vergeleek met de Sovjet-Unie. Die laatste unie was de vijand van de Hongaarse vrijheid; die unie uit Brussel moest oppassen dat niet te worden.
Hongarije en Polen krijgen in de EU kritiek vanwege de rechtsstaat. Daarom dreigen ze minder geld te krijgen. Dat is terecht. In beide landen houdt men van een dominante uitvoerende macht (de regering). Dat gaat ten koste van de wetgevende macht (parlement) en de rechterlijke macht. Door de benoeming van rechters meer afhankelijk te maken van de politiek, ontstaat de kans dat alleen nog vriendjes van de premier rechter kunnen worden. Dat mag natuurlijk nooit. In een rechtsstaat moet een eenvoudige burger een zaak tegen de regering kunnen winnen.
Daarnaast heb ik de indruk dat Orban erg houdt van een vijand aan de poort. Daar wil hij zijn volk immers tegen beschermen. En, ironisch genoeg, daarmee is hij de favoriete vijand van veel liberale politici, ook in Nederland. Want uiteindelijk houden alle leiders van vijanden tegen wie het volk moet worden gewaarschuwd.
Vorige week schreven veel media in koor dat Boedapest „antihomo”-maatregelen invoert. Dat is curieus. Hongarije wordt verweten de persvrijheid aan banden te leggen. Maar als het over huwelijk en gezin gaat, scharen West-Europese media zich eenstemmig achter de regenboog en vergeten ze de veelkleurigheid.
In de Hongaarse grondwet stond al dat het huwelijk een verbond van man en vrouw is. Nu wil de regering eraan toevoegen dat de „moeder een vrouw is en de vader een man.” Bovendien wordt het geslacht bij de geboorte voor eens en voor altijd vastgelegd. Daarmee wil Orban laten zien dat hij zijn land wil leiden in de christelijke conservatieve traditie.
Regeringen –en ook veel media– in West-Europa zien dit als een aanval op moderne verworvenheden. Nederland stelde rond het jaar 2000 het huwelijk open voor mensen van gelijk geslacht. Kinderen in zulke relaties hadden dus twee vaders of twee moeders. De navolging die dit in de wereld kreeg, bevestigde de gedachte dat dit een logische hervorming was die alle verlichte mensen vroeg of laat zouden volgen.
Maar Hongarije volgt dit niet. Integendeel, het ziet dit als een bedreiging van het kind. Onlangs zei Orban dat hij „tolerant” is tegenover homoseksuelen, maar dat zijn „rode lijn” ligt zodra dit kinderen raakt. Adoptie is daarom alleen voor echtparen, waardoor ook een geadopteerd kind altijd een moeder én vader heeft.
Premier Rutte zei deze week op tv dat homoseksuelen in Hongarije worden gediscrimineerd. Orban zal daarop zeggen: in Nederland wordt kinderen het basale recht op een vader en moeder onthouden.
Voor Hongaren is dit even vanzelfsprekend als voor ons de afwijzing van polygamie. In Polen en Hongarije is men even bang voor de westerse visie op huwelijk en gezin als in Den Haag voor het salafisme.
Deze kloof valt niet te dichten met een compromis over de begroting. En zeker niet met het nieuwe lhbt-actieplan van de Europese Commissie.