Ziel én lichaam doen ertoe in fysieke kerkdienst
Is naar de kerk gaan alleen maar een fysieke verplaatsing van je lichaam? Kun je dan je lichaam ook thuislaten en toch een kerkdienst beleven? Enkele gedachten over het ”waar” en ”waarom” van een fysieke kerkdienst.
”Om het Koninkrijk een dienst te bewijzen”, een mooie kop boven een prikkelende column (RD 2-11). Daarom niet op je strepen gaan staan als kerken en zeker je niet gaan beklagen over een vermeende inbreuk op de vrijheid van godsdienst. Dat pleidooi in de column is zeker ter harte te nemen, evenals de stimulans om veel meer kleinschalige samenkomsten te organiseren. De kerk zou veel meer een open huis moeten zijn, waar je dagelijks in en uit kunt lopen. In een ander opzicht beantwoordt de column ook aan zijn doel: stimuleren tot verder nadenken en prikkelen tot tegenspraak.
Ik vrees dat de constatering terecht is „dat de coronacrisis pijnlijk blootgelegd heeft dat wij de kerkgang als vanzelfsprekend zagen en niet nagedacht hebben over de vraag waarom wij samenkomen.” Bij het woord „pijnlijk” bleven mijn gedachten hangen.
Ouderen
In de eerste plaats pijnlijk ten opzichte van onze ouderen. De redenering die Dannenberg volgt – ouderen kunnen soms al zoveel jaren niet fysiek samenkomen, dus waar doen wij moeilijk over? – zou ik willen omkeren. Komen we er nu achter dat we al te gemakkelijk deze ouderen op de zondagen aan hun lot overgelaten hebben? Het is niet de generatie die klaagt, maar deze tijd mag ons wel het besef bijbrengen wat zij missen.
Niet zelden hoor je ouderen zeggen dat ze de preek misschien thuis nog wel beter kunnen beluisteren dan in de kerk, maar het ”in de dienst” zijn en de gemeenschap worden wel gemist. Als je alleen bent, zingt niemand het je voor en word je niet meegenomen in de samenzang, om maar iets te noemen.
Dat geldt zeker ook de bediening van het heilig avondmaal. Zijn we als kerken ruimhartig genoeg geweest om daarin te voorzien? Soms vrees je dat het losmaken van de dienst van het Woord en de sacramenten ook aan het licht brengt dat het avondmaal vieren toch als iets bijkomstigs gezien wordt, dat je ook wel kunt missen. Dat is een pijnlijke, ongereformeerde visie.
Klankkast voor de ziel
In de tweede plaats pijnlijk omdat we blijkbaar onze lichamen wel thuis kunnen laten als we naar de kerk gaan. Dannenberg noemt het rijtje op wat er thuis allemaal kan: luisteren naar het Woord van God, samen bidden en zingen. Als dat ”rijtje” de kerkdienst is, dan zou een fysieke kerkdienst er nauwelijks toe doen. Maar daar zit de angel. Hebben wij onze lichamelijke aanwezigheid niet overbodig gemaakt? Hoe dan? Door ons lichaam in de kerkbank te zetten, het liefst zo onbeweeglijk mogelijk. Daarnaast als een kerkdienst toch vooral als passief ervaren wordt.
Maar als de Bijbel spreekt over onze diepste verlangens, dan blijken ziel én lichaam daarin mee te doen (Psalm 63). Ons lichaam is ook een klankkast voor onze ziel, voor ons zingen en het echt lijfelijk aanwezig zijn waar God de gemeente wil ontmoeten. Wat je in het diepst van je ziel raakt, gaat door merg en been. Zeker, als we alleen onze lichamen verplaatsen en zo een dienst uitzitten, dan is dat eredienstonwaardig. Maar het omgekeerde? Ons zitten in de kerk is een gereformeerd pijnpunt.
Per slot van rekening is dat hét grote verschil tussen een kerkdienst beleven door daarin te participeren en een dienst consumeren vanachter het scherm. De digitale versie is echt anders dan het ”erin” zijn. Het is beslist pijnlijk als een kerkdienst alleen maar het consumeren van woorden is, gesproken en gezongen. Dan lijkt er inderdaad zakelijk gezien nauwelijks verschil te zijn.
Maar wat niet meetbaar is, is wel merkbaar: wat eigen is aan een echte ontmoeting. Juist dat aspect geeft antwoord op de vraag waarom wij samenkomen. Het gaat om de ontmoeting van God en Zijn gemeente, heel persoonlijk binnen de gemeente als gemeenschap. Dat is het verbazingwekkende van de eredienst. Het is merkbaar: het beslag van het Woord, zoals we dat zijn gaan noemen. Het is merkbaar: de aanwezigheid van Christus en de Geest. Soms bijna voelbaar. Al het meetbare van groepsdynamica heft dit merkbare van de samenkomst van de gemeente niet op.
Waarom samenkomen?
Aan de wens van de schrijver om een boek over ”Waarom wij samenkomen” aan de serie ”Waar we samenkomen” toe te voegen, is al lang voldaan. Neem boek IV van Calvijns ”Institutie” of wat Stephen Charnock schrijft over de geestelijke eredienst als klassiekers, daarnaast ”Waarom zou ik naar de kerk gaan?” van A. van Ruler en een boekje dat deze dingen nog eens onderstreept: ”Een samenkomst om naar te verlangen. Over het verbazingwekkende van de kerkdienst”. Het is trouwens verheugend dat hier en daar een prekenserie wordt gehouden over het waarom van ons samenkomen.
Verbazingwekkend
Het lijkt me noodzakelijker om ons te bekeren van de scheiding tussen Woord en sacrament, van een eredienst zonder lichamelijke betrokkenheid en van gebrek aan besef van het verbazingwekkende van een eredienst, dan de huidige situatie een beetje te masseren met een beroep op de ouderen en gedachten over vermeend onrecht ten opzichte van de overheid te corrigeren. Met het oog daarop deze gedachten.
De auteur is hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.