Hilda de Vries werkt veertig jaar voor Woord en Daad
Een unicum, zo mag je Hilda de Vries (65) in deze tijd best noemen. Maandag vierde ze haar veertigjarig jubileum bij Woord en Daad. Ze heeft altijd fulltime gewerkt. Als je baan voldoening geeft, waarom zou je dan gaan parttimen?
De vraag om een interview overvalt haar. „Ik ben niet zo gewend aan publiciteit”, legt ze uit aan de telefoon. Hardop denkend: „Ik kan natuurlijk gewoon direct nee zeggen.” Ze besluit er toch een nachtje over te slapen. En zegt dan ja.
„Toen ik 25 jaar in dienst was, ben ik ook geïnterviewd, voor ons eigen blad”, vertelt ze een week later op kantoor in Gorinchem. „Ik bedacht: als ik destijds ja zei, waarom zou ik dan nu nee zeggen? Ik vind het ook wel leuk om mijn verhaal te delen en om over Woord en Daad te vertellen.” Vooral dat laatste trok haar over de streep, geeft ze toe.
Niet stiekem gedacht: als zeer ervaren medewerker mag ik ook weleens in de schijnwerpers?
„Nee, dat heb ik niet zo.”
Hilda, veel jonger ogend dan 65 jaar, kwam in 1980 in dienst als secretaresse van directeur Puttenstein, die toen ook begon. „Daarvoor was Woord en Daad nog grotendeels een vrijwilligersorganisatie, zonder een centraal kantoor. Ik heb dus mijn steentje mogen bijdragen aan de professionalisering.”
Er werkten in de begintijd zes mensen. Nu zijn het er meer dan zeventig. Van een kantoortje is geen sprake meer, Woord en Daad huist in een modern pand met flexplekken op de meubelboulevard in Gorinchem.
„Ik zit daar”, wijst ze. In een hoek staat een volledig ingericht bureau, met uitzicht naar buiten en op de hele kantoortuin. Er gaat nooit iemand op haar plek zitten, al zou dat formeel wel mogen.
Als kind leek het haar leuk om juf te worden. De keuze voor de pabo was dus snel gemaakt. Na een jaar stopte ze. „Ik vond het toch wel spannend om voor een groep te staan. Spreekbeurten houden was ook nooit zo mijn ding geweest.” Ze ging op zoek naar werk en kwam als administratief medewerker terecht op de afdeling buitenland van de Rotterdamse ING Bank. Vooral het internationale tintje van het werk trok. „Ik heb altijd interesse in het buitenland gehad, en dan vooral voor de verre naaste in nood.”
De baan bij de bank was leuk, maar niet iets voor het hele leven. „Ik wilde graag iets doen dat een bepaalde meerwaarde had. Na zes jaar ben ik dus weer gaan solliciteren. In een jaar tijd heb ik drie brieven gestuurd: naar het Reformatorisch Dagblad, naar een ziekenhuis en naar Woord en Daad. Mijn moeder zag de advertentie bij Woord en Daad en tipte me. Dat was raak. Het RD en het ziekenhuis werden niks, Woord en Daad wel. En die functie trok me ook het meest aan.”
Hoe was de overgang van de bank naar een hulpverleningsorganisatie?
„Het was een forse verandering. Bij de bank zat ik op een afdeling van dertig mensen en ineens had ik nog maar vijf collega’s. Maar je bent jong en het went snel.” Ze deed in die begintijd van alles. „Ik was betrokken bij het kindersponsorprogramma, maakte verslagen van bestuursvergaderingen en deed ook nog wel dingen voor de oprichter van Woord en Daad, meneer ’t Lam.”
De eerste periode was een mooie tijd, blikt ze terug. „Het kleinschalige had iets. Als er iets bijzonders gebeurde, wist iedereen op het kantoor het direct. De organisatie is geleidelijk gegroeid.”
Van klein en gezellig naar groot en professioneel. Was het weleens lastig?
„Je beweegt mee. Ik heb hier een heel mooie tijd gehad en die heb ik nog steeds. Het is prachtig werk. Ondanks de veranderingen is er altijd één consistente lijn: we helpen mensen zodat ze zichzelf kunnen helpen. Wat ook hetzelfde is gebleven: iedereen die hier werkt heeft een drive voor onze naasten in het zuiden.”
Sinds 2002 krijgt Woord en Daad meer grotere subsidies, onder andere van de Europese Unie, vertelt ze. „We kunnen daardoor meer gezamenlijke projecten doen met lokale christelijke organisaties. In Ethiopië hebben we bijvoorbeeld met steun van het ministerie van Buitenlandse Zaken een werkgelegenheidsproject opgezet, waarbij acht Ethiopische organisaties betrokken zijn. Meer geld betekent meer mogelijkheden, maar ook meer uitdagingen.”
Samenwerken met lokale organisaties is mooi én heel wezenlijk, vindt De Vries. „Een project moet iets van de mensen zelf zijn.”
Geregeld bezocht ze landen waar Woord en Daad werkt. „Mijn allereerste reis was naar Haïti in 1981, toen werkte ik hier nog maar kort. De reis was niet voor Woord en Daad, maar de vriendin en collega met wie ik ging en ikzelf hebben van tevoren wel de mensen geschreven met wie Woord en Daad contact had, zodat we projecten konden bezoeken. Die reis heeft heel veel indruk gemaakt. Erover lezen is één ding, maar de krottenwijken van Port-au-Prince zien is iets heel anders.”
In die tijd had Woord en Daad nog nauwelijks foldermateriaal, gaat ze verder. „Dus toen meneer ’t Lam een keer vroeg of ik iets over een maaltijdactie voor Haïti kon schrijven, vloeide de tekst zo uit mijn pen.”
Haar eerste officiële werkbezoek voor Woord en Daad was in 1987, naar Griekenland en Cyprus. „We hadden daar destijds een klein sponsorprogramma en ik heb samen met de projectleider de gezinnen bezocht die we ondersteunden.”
De reizen betekenen veel voor haar: „Het is mooi om van dichtbij te zien wat er allemaal gebeurt in de landen waar we actief zijn. Je ziet zo de mooie kanten van het werk. Natuurlijk, er is veel armoede, maar er wordt ook hulp geboden. Met Woord en daad!”
Je bent lange tijd hoofd geweest van het sponsorprogramma. Heb je zelf ook sponsorkinderen?
„Ja, een paar.”
Hoeveel is een paar?
„Nou… zeven. De eerste twee waren een tweeling uit Nicaragua, die had ik trouwens al voor ik bij Woord en Daad kwam werken. Andere kinderen kwamen uit India, de Filipijnen, Benin, Colombia. Ik zou ze eigenlijk moeten schrijven, maar met een fulltimebaan is je week best vol. En mijn huis en tuin lijden er nog weleens onder…”
Volgend jaar hoopt ze met pensioen te gaan. „Ik ben er wel aan toe om overdag meer tijd aan mijn huishouden te kunnen besteden, of eens bij iemand een bezoekje te brengen. Maar ik blijf wel vrijwilligerswerk doen voor Woord en Daad. Dat is hier een traditie die ik wil voortzetten: veel mensen doen na hun pensioen nog klussen voor de organisatie. Wat het precies wordt weet ik nog niet. Misschien ga ik vertaalwerk doen, of brieven naar sponsors schrijven.”
Of zelf een sponsoractie ondernemen, door bijvoorbeeld de Mont Ventoux te beklimmen. Ze kan het, weet ze sinds afgelopen september: toen nam ze voor het eerst deel aan de sponsortocht in Frankrijk die Woord en Daad elk jaar organiseert. „Elke keer dacht ik: ik wil meedoen, maar als het moment daar was kwam het er niet van. Vorig jaar dacht ik: als ik het nog een keer wil, moet het nú. Dus ik heb de knoop doorgehakt.”
De 18 kilometer klimmen is gelukt. „Bijzonder”, vindt ze. „Ik ben ook dankbaar dat ik de gezondheid heb dat ik dit kón.” Drie ton haalde Woord en Daad binnen, vertelt ze, bestemd voor hulp aan kinderslaven in Haïti.
Ze heeft weliswaar een beetje getraind voor de bergbeklimming maar ook weer niet heel veel. „Ik heb wat vaker tijdens de lunch gewandeld”, lacht ze. „Dat vonden de collega’s hier wel leuk, want meestal blijf ik liever op kantoor. Ik vind het fijn om rustig mijn brood op te kunnen eten.”
Oefenen met hoogte- en laagteverschillen deed ze samen met een vriendin op de Veluwse Posbank. „Dat ging goed, dus het gaf vertrouwen dat een hogere berg ook ging lukken. Toen ik voor de Mont Ventoux stond, dacht ik: ik doe dit één keer. Dat is daarna toch veranderd: ik houd het nu open.”
Levensloop
Hilda de Vries (1954) groeide op in Kinderdijk, bekend van de molens. Via Alblasserdam en Meerkerk kwam ze in 2000 in Leerbroek terecht. Ze is de tweede uit een gezin met acht kinderen (vier zussen, drie broers) en niet getrouwd. Op haar 25e kwam ze in dienst bij stichting Woord en Daad als secretaresse. De afgelopen tien jaar had ze een bredere administratieve functie. Ze is lid van de Christelijke Gereformeerde Kerken, volgt in haar vrije tijd de vormingscursus van dit kerkverband, maar is ook een trouw bezoeker van interkerkelijke bijeenkomsten. Verder houdt ze van familie- en vriendenbezoek, gitaarspelen, lezen en maakt ze graag cryptogrammen. Haar broer Huib, algemeen redacteur bij de Erdee Media Groep omschrijft deze zus als uitermate hartelijk en loyaal, vrijgevig en iemand die alles leuk vindt. „Van techniek in het algemeen en digitale techniek in het bijzonder wordt Hilda wat zenuwachtig. Als enige van de familie had ze geen smartphone. We vonden het een passend cadeau voor haar jubileum.”