Ds. Jac. Lissenberg verzette zich krachtig tegen nationaalsocialisme
Het nationaalsocialisme is een geest uit de afgrond. Daarvan was de vrije evangelische predikant ds. Jac. Lissenberg (1894-1970) overtuigd. Een christen trekt zich niet terug uit de wereld, maar staat er midden in, profetisch én kritisch.
De Vrije Evangelische Gemeenten (VEG) waren niet zo passief tijdens de Tweede Wereldoorlog als vaak wordt gedacht, concludeert dr. Leo Mietus in zijn boek ”Geloven is drijven boven duizenden vademen diepte. De vrije evangelische predikant ds. Jac. Lissenberg en zijn verzet tegen het fascisme en nationaalsocialisme”, dat donderdag in Dordrecht wordt gepresenteerd.
Dr. Mietus is verbonden aan het Seminarium van de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland, dat gevestigd is bij de Protestantse Theologische Universiteit te Amsterdam. Hij wil het beeld van de bond als „defaitistische geloofsgemeenschap” nuanceren door aandacht te vragen voor het werk van ds. Lissenberg, die juist veel schreef tegen het fascisme en nationaalsocialisme. Deze predikant ging niet mee met de onder veel kerkleden levende gedachte dat het communisme erger was dan deze twee ideologieën.
De gangbare opwekkingsprediking in de bond werd in de praktijk nogal eens als een excuus gezien om zich af te zonderen van de wereld. Ds. Lissenberg had een andere visie op opwekking: die moest de mens juist scherper bewust doen worden van de geestelijke strijd tussen de wereldse machten en hem weerbaar maken tegen ideologische gevaren.
Ds. Lissenberg was al vroeg doordrongen van het antichristelijk karakter van de fascistische en nationaalsocialistische ideologie. Dat verbond deze stromingen met het communisme. Bij deze drie verschijnselen ging het om een geestesrichting, die zich weliswaar uitte in politieke beslissingen, maar die veel dieper ging dan een politiek program. Het waren bewegingen die haaks stonden op de Geest van Christus. Ds. Lissenberg: „Er is in wezen geen verschil tussen de dictaturen van rood of zwart. Ze zijn álle wegbereiders voor het Beest.”
Ds. Lissenberg kritiseerde het nazisme en fascisme omdat ze onderdeel uitmaakten van een staatsreligie die in strijd was met humanitaire en christelijke waarden. Niet alleen voor de kerken vormden ze een gevaar, maar ook voor kunstenaars, Joden, vrouwen en kinderen.
De predikant leefde mee met de Duitse kerkstrijd en voorzag zeer donkere dagen voor alle christelijke belijders in Duitsland. Hij vroeg aandacht voor de toenemende uitsluitende maatregelen tegen de Joden. „Natuurlijk is ten slotte de Jood weer het kind van de rekening. De eeuwige wrijfpaal. De zondebok.”
Ds. Lissenberg bood een cultuurkritiek die uitging boven een simpele, vrome veroordeling van zijn tijd, concludeert dr. Mietus. „Hij kwam op voor de humaniteit. Als pacifist keerde hij zich tegen het verheerlijken van oorlog. Van oorlog werd immers niemand beter. Ook pleitte hij voor een humane houding ten opzichte van de vijand, ook van de Duitsers.”
Een deel van de bond wenste rust en wilde niet echt ingaan op de vragen van de tijd, aldus dr. Mietus. „Dat zou ongeestelijk zijn. Die problematiek bleef de bond ook na de Tweede Wereldoorlog achtervolgen. Pas later richtte de bond zich meer naar buiten en werd de betekenis van de oecumene ook belangrijker.”
Uw boek legt de spanning bloot tussen wereldmijdende en wereldbetrokken stromingen in de bond. Wat kunnen christenen van ds. Lissenberg leren over de geest van de tijd?
„Zijn uitspraak dat hij in de eerste plaats een christen en dus supra- en internationaal is, lijkt een vrij moderne uitspraak, maar in feite verwoordt hij hier de Apostolische Geloofsbelijdenis: „Ik geloof één heilige, algemene, christelijke kerk.” Wie nu nadenkt over de Geest van Christus en de geest van de tijd, zal met hem op zijn hoede zijn voor kerkelijke of politieke stromingen die het eigene benadrukken, met uitsluiting van anderen. Daarom zijn initiatieven rond bijvoorbeeld spirituele oecumene belangrijk. Ze ademen de geest die Paulus bedoelde, toen hij sprak over de „bediening der verzoening.” Ds. Lissenberg vertolkte die met de woorden: „Wij reiken zielsgraag de broederhand aan alle kinderen Gods, waar wij ze ook vinden.””