Een geloofsboek, een cultuurboek
Eindelijk ligt ze er, na bijna tien jaar noeste arbeid. De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV), in oranje omslag met fragmenten uit antieke handschriften. Opgelucht? Nee, zegt dr. S. J. Noorda, voorzitter van de begeleidingscommissie. „Er is eerder weemoed dat het afgelopen is. Jammer dat het voorbij is.”
Drs. R. A. Scholma, projectleider van de NBV: „Het is geen eenvoudig vertaalproject geweest, maar eenvoudige vertaalprojecten bestaan niet. We hebben veel vertaalkeuzes gemaakt tijdens dit unieke project. Het was een enorm complex gebeuren.”De idee van een geheel nieuwe bijbelvertaling werd tijdens een conferentie van de Raad van Contact en Overleg betreffende de Bijbel (RCOB) in 1989 getoetst op haar levensvatbaarheid. In deze raad waren veertien kerkgenootschappen vertegenwoordigd. In 1993 startte het project onder verantwoordelijkheid van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) en de Katholieke Bijbelstichting (KBS).
Het belangrijkste motief was de vervanging van de als verouderd beschouwde Nieuwe Vertaling van 1951. Er moest een bijbelvertaling komen die niet alleen voor de kerken geschikt was, maar ook voor de Nederlander die geïnteresseerd is in literatuur, kunst en cultuur. De Bijbel als boek voor kerk én cultuur. Vertaalkoppels bestaande uit een brontekstkenner en een neerlandicus (of vertaalwetenschapper) togen aan het werk om de grondtaal volgens de principes ”brontekstgetrouw” en ”doeltaalgericht” te vertalen. Daarbij moest de Bijbel nadrukkelijk interconfessioneel zijn, bestemd voor protestant, rooms-katholiek én Jood.
Niet bezorgd
De vertaling was een opdracht van de bijbelgenootschappen en wordt aangeboden aan de kerken. „Nu is het de komende tijd aan hen hoe de ontvangst zal zijn”, stelt Noorda. „Zij moeten zich nu uitspreken, maar er is geen reden om daarover geweldig bezorgd te zijn.”
Scholma: „Er zijn al genoeg signalen dat kerken gebruik willen maken van de NBV. Onder hen zijn er die dat integraal doen en die ook reeds liturgische formuleringen aanpassen. Maar er zullen altijd voor- en tegenstanders zijn. Iedereen moet eraan wennen.”
Noorda: „Vergeet niet dat de ontvangst van de NBV niet bepaald wordt door de uitgever, maar door de lezer. Wij hebben er een goed en waardevol boek van gemaakt en dat geven wij nu uit handen. Dat is best spannend.”
Wat is vooral de doelgroep van de NBV?
Noorda: „De vertaling is van meet af aan bedoeld voor mensen vanuit verschillende godsdienstige tradities, maar ook voor algemeen gebruik. De Bijbel is naast een geloofsboek met godsdienstige openbaring ook een cultuurboek, dat een belangrijke rol speelt in literatuur en kunst. Criterium was ook dat de vertaling goed voorleesbaar moest zijn. Je moet er ongeoefend in kunnen lezen, wat we ook getest hebben.”
De vertaling van 1951 voldoet niet meer?
Noorda: „Die vertaling is gebaseerd op het Nederlands van voor de Tweede Wereldoorlog, dus twee generaties terug. Dat betekent dat taal en vocabulaire in die vertaling heel ver van het hedendaagse Nederlands afstaan. De Bijbel uit 1951 lijkt voor de hedendaagse Nederlander een antiquiteit.”
En hoe lang gaat de nieuwe Bijbel mee?
Noorda: „Dat zal van de praktijk afhangen, van de kwaliteit van de vertaling en van de ontwikkeling van de Nederlandse taal en cultuur. Een goede vertaling gaat dertig tot veertig jaar mee, een zeer goede vertaling haalt de vijftig. Wie zal het zeggen?”
Scholma: „Het NBG zal deze vertaling ook onderhouden, wat een opdracht is voor elke goede vertaling. We hopen over tien jaar de NBV, waar dat nodig is, te reviseren. Maar de veranderingen zullen beperkt zijn, zo vermoeden we.”
Noorda: „De NBV is ook niet tot stand gebracht in wat je noemt hedendaags Nederlands -zoals vaak wordt gedacht-, maar in het Nederlands zoals dat door de geoefende lezer van de huidige volwassen generatie wordt begrepen. De NBV is niet opgesteld in simpel Nederlands, maar sluit wel aan bij een voor deze generatie gangbare en begrijpelijke taal.”
Scholma: „Ik heb aan tafel verschillende keren uit de NBV voorgelezen, maar mijn kinderen vonden sommige gedeelten best moeilijk.”
Noorda: „Kent u het woord disgenoten? Dat staat er wel in. Niet: tafelgenoten. We hebben ook recht gedaan aan de woordenschat van elk bijbelboek. Het evangelie van Markus is veel eenvoudiger dan dat van Lukas. Dat moet ook in de tekst tot uitdrukking komen.”
De NBV is een vertaling onafhankelijk van geloofsovertuigingen. Hoe kunnen die gescheiden worden?
Noorda: „Ik ben de laatste om te ontkennen dat interpretatie en exegese een rol spelen bij het vertalen, maar de NBV is het resultaat van een meerderheidsstandpunt van de exegeten. Daarbij sluiten de vertalers zich aan. Dat levert niet zozeer een neutrale opvatting op, als wel een visie op de tekst die door de meeste hedendaagse exegeten wordt gedeeld. Wel betekent deze werkwijze dat zeer specifieke exegeses in de vertaling ontbreken. Rabbijn Evers heeft gezegd dat zijn voorkeur een bijbelvertaling voor de eigen groep betreft. Dat respecteer ik, maar de consequentie is wel dat je de Bijbel aan een bredere kring ontneemt. De primaire ambitie van een bijbelgenootschap is om de Bijbel aan álle mensen te brengen en niet alleen te werken voor de eigen kerkelijke gebruikers.”
Orthodox gereformeerden zullen de NBV voor een groot deel nauwelijks gebruiken. Voor hen zijn de gereformeerde kanten er afgeslepen. Termen als bekering, verzoening, genade zijn vervlakt, zeggen zij.
Noorda: „Dat is een kwestie van taal. Er zijn in de NBV inderdaad uitdrukkingen waaraan je moet wennen. Specifieke rooms-katholieke of gereformeerde begrippen zul je in de NBV niet aantreffen. Veel katholieken zijn gehecht aan de Vulgaat, omdat veel woorden daaruit zijn ingeburgerd in hun traditie en liturgie. Zo houden ook veel orthodox gereformeerden het bij de Statenvertaling vanwege de vertrouwde taal. De Statenvertaling verdwijnt niet. Ik merk toch dat doorgewinterde bijbellezers moeite met de Statenvertaling hebben. Als ik hoor dat mensen de NBV lezen en er niet mee kunnen ophouden, dan ben ik daar blij mee.”
Scholma: „Dat was ook de ervaring met de Groot Nieuws Bijbel: de tekst van de Bijbel kwam ineens veel dichter bij de mensen. W. Büdgen, lid van het comité van aanbeveling van de Stichting Herziening Statenvertaling en voorzitter van de centrale directie van het Wartburg College, heeft tijdens de presentatie van de deeluitgave van de Herziene Statenvertaling (HSV) gewezen op de vraag of wij de jongeren wel bereiken met een verstaanbare vertaling. Daar ben ik het mee eens. Bovendien is de Bijbel een boek los van geloofstradities. Het gereformeerde geloof zal niet afhangen van een vertaling.”
Noorda: „Het is wel jammer dat het orthodox-gereformeerde deel niet meedoet. Wij hebben breed uitgenodigd, óók hen. De kerken die meedoen, vormen al een immens breed gezelschap. Nog nooit is het aantal kerken dat bij een bijbelvertaling betrokken was, zo breed geweest.”
Scholma: „We hebben de reformatorische kerken benaderd om supervisoren voor te dragen. Vanuit de Gereformeerde Bond is dat dr. M. J. Paul geweest, later ook dr. A. Noordegraaf. Voor de Gereformeerde Gemeenten was dat dr. R. de Blois, zij het op persoonlijke titel. Ik vind het winst dat mede door de NBV de kwestie van de bijbelvertaling een issue is geworden, getuige de beslissing om ook de Statenvertaling te herzien. We zien elkaar ook niet als concurrent, de NBV en de Herziene Statenvertaling. We constateren dat ook de Herziene Statenvertaling op veel punten totaal anders is dan de Statenvertaling. Dat wijst erop hoe moeilijk het is om een bijbelvertaling tot stand te brengen. Daarmee worstelden niet alleen de statenvertalers, maar ook de bijbelvertalers wereldwijd, en nu de hertalers van de HSV.”
De recente kritiek van de predikanten N. en C. A. ter Linden op de NBV was niet mis.
Noorda: „Als je de Bijbel opnieuw vertaalt, mag je rekenen op kritiek. Dat zal ook nu wel gebeuren, maar de kritiek moet wel geplaatst worden binnen de principes die wij hebben voorgestaan. Je moet niet ineens een andere vertaling willen hebben. Er is binnen onze doelstelling veel gedaan met kritiek. We hebben er duizenden keren ons voordeel mee gedaan, en dat zullen we ook de komende jaren doen. Maar houd wel rekening met de doelstellingen die wij voor ogen hadden. Bovendien hoop ik dat de kritiek zich niet toespitst op één of twee verzen, maar dat gehele bijbelboeken bekeken worden. Als er één vertaling is die recht wil doen aan de eenheid van een bijbelboek, dan is het deze vertaling wel.”
Een omstreden punt is de weergave van de godsnaam met ”Heer”, in klein kapitaal, en de persoonlijke voornaamwoorden voor ”God” in kleine letters. Waarom is niet naar de kritiek uit reformatorische hoek geluisterd?
Scholma: „Er is wel terdege naar geluisterd, wat uiteindelijk tot de huidige weergave van de godsnaam in klein kapitaal geleid heeft. Wat de hoofdletters betreft van ”ik” en ”hij” als er over God gesproken wordt: de brontekst zelf kent geen hoofdletters. In het verleden is er lang na het verschijnen van de Statenvertaling evenmin sprake geweest van het gebruik van hoofdletters, de zogenaamde eerbiedskapitaal. Een argument voor het huidige gebruik van de hoofdletters is ook het bevorderen van het voorlezen. Ongewenste accenten worden voorkomen bij het beperkt gebruiken van hoofdletters. De NBV is een vertaling waarbij nadrukkelijk rekening gehouden is met de voorleesbaarheid van de tekst. Bij sommige voorlezers leidt het gebruik van de eerbiedskapitaal tot onbedoelde nadruk op de voornaamwoorden met een hoofdletter. Het feit dat het normale Nederlands zo weinig mogelijk gebruikmaakt van hoofdletters gaf de doorslag. Dat heeft niets met oneerbiedigheid te maken. In veel talen spreekt men God aan met jij of jou. Het gevoel is door mensen zelf aan de hoofdletters gegeven. De eerbied voor God is bij mij niet groter of kleiner geworden met het verdwijnen van de eerbiedskapitaal. De Bijbel is er niet een andere Bijbel door geworden.”
Feiten over de NBV:
Vertaalperiode: tien jaar
Deelnemende kerken: 23
Vertalers: 31
Supervisoren: 97
Literatoren: 62
Vergaderingen: minimaal 250
Kosten: 12 miljoen euro
Oplage standaardeditie: circa 300.000