Gereformeerden gebruiken retoriek van Israëls strijd
Er zijn enkele landen waar de invloed van de zestiende-eeuwse reformator Johannes Calvijn op het gebied van Bijbeluitleg groot was. Engeland nam daarbij zeker niet de minste plaats in.
Prof. Paul Lim gaf vrijdag in zijn lezing tijdens het Colloquium van de Calvin Studies Society in Palos Heights, bij Chicago, een voorbeeld hoe Calvijns exegese van de bewijsteksten voor de Drie-eenheid uit Genesis 1 een rol hebben gespeeld in de theologische controverse in Engeland. In Genesis 1:1 staat de plurale vorm van de Godsnaam ”Elohim” en in Genesis 1:26 de woorden: „Laat ons mensen maken.” Deze teksten golden in de christelijke traditie als duidelijke bewijsteksten voor de Drie-eenheid, maar voor Calvijn waren ze dat niet zonder meer. Hij nam een zelfstandige positie in, afwijkend van de gezaghebbende traditie van Augustinus. Dat kwam hem op kritiek te staan. Sommigen zagen Calvijn als een „judaïst”, die teveel toegaf aan de Joodse exegese, waarin geen sprake kon zijn van drie Personen.
Naast Engeland is ook Nederland te noemen. Volgens prof. Christine Kooi, hoogleraar aan de Louisiana State University in de Verenigde Staten, voelden velen zich in de tijd van de Reformatie als het volk Israël in het Oude Testament, het uitverkoren volk van God. De geschiedenis van Gods volk, door de eeuwen van verdrukking heen gevormd, was herkenbaar en aansprekend. Het was een troost om in de Bijbel te lezen hoe God Zijn volk door alle vervolgingen heen gedragen en bewaard heeft.
De metafoor van Gods volk als het nieuwe Israël is in de Nederlanden door diverse groepen gebruikt, al vanaf het begin van de Reformatie. Er waren sacramentariërs en anabaptisten, maar al snel ook hervormden die zich herkenden in de geschiedenis van het Bijbelse Israël. Melchior Hoffman, een apocalyptische prediker, zag zich als een oudtestamentische profeet. Jan Matthijs, een van zijn leerlingen, maakte de Duitse stad Münster tot het apocalyptische nieuwe Jeruzalem.
Na de dopersen kwamen de hervormden, die zich niet zo direct herkenden in de profeten van het Oude Testament, maar meer in de geschiedenis van het volk Israël. Nadat de opstand tegen koning Filips II steeds meer gestalte had gekregen, werd oudtestamentische retoriek tegen afgodendienst en tirannie steeds meer gangbaar. Calvinisten hadden hun psalmen en verzetsliederen, die sterk leunden op de geschiedenis van Gods volk door eeuwen van verdrukking heen. De vijanden waren de Filistijnen en de dienaren van Babylon (Rome) die zich vergrepen aan Gods ware volk.
In het heldere overzicht dat prof. Kooi bood, was het opvallend dat het calvinisten waren die de explosieve retoriek van Israëls strijd gebruikten, maar dat een verwijzing naar de reformator zelf eigenlijk ontbrak. Dat kwam na de lezing in de discussie ter sprake. Dit was omdat Calvijn –vooral vanwege de ervaring van ‘Münster’– bang was om het getuigenis van het Oude Testament te direct te gebruiken als een rechtvaardiging voor opstand en verzet. Zijn volgelingen waren daar later minder voorzichtig in.
Dr. M. A. van den Berg is hervormd predikant in Zoetermeer. Hij doet verslag van het tweejaarlijkse Colloquium van de Calvin Studies Society in Palos Heights, bij Chicago.